Etiquette van Du’a

Raahil

Junior Member
Etiquette van Du’a

Bismillah arRahman arRahim inna alhamdullilahi wa salatu wa salam ala Rasul lillah ama ba'd

Bron:www.islam-qa.com
Vertaald door www.AlMutaqqun.tk


Allah wordt graag om iets gevraagd en Hij moedigt het in alle dingen aan. Hij is boos op degene die niet van Hem vraagt en Hij moedigt Zijn dienaren aan om aan Hem te vragen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En jullie Heer zei: ‘Roept Mij aan, Ik zal jullie verhoren.’” [Ghafir 40:60]

Du’a is erg belangrijk in de islam, zozeer dat de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) gezegd heeft: “Du’a is aanbidding.” Overgeleverd door al-Tirmidhi, 3372; Abu Dawud, 1479; Ibn Maajah, 3828; geclassificeerd als sahih door al-Albaani in Sahih al-Tirmidhi, 2590.


De etiquette van du’a:


1. Degene die du’a verricht zou moeten geloven in Tawheed met betrekking tot de Goddelijkheid, Heerschap, namen en eigenschappen van Allah. Zijn hart zou vervuld moeten zijn van Tawheed. Het is essentieel dat de persoon gehoor geeft aan zijn Heer door Hem te gehoorzamen en niet ongehoorzaam te zijn aan Hem, opdat Allah de du’a zal verhoren. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En wanneer Mijn dienaren jou (O Mohammed) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeekt. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste Leiding volgen.” [al-Baqarah 2:186]


2. Oprechtheid tegenover Allah alleen tijdens het verrichten van du’a. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Hun werd niets anders geboden dan Allah met zuivere aanbidding te aanbidden, als Hoenafa.” [al-Bayyinah 98:5]

Du’a is aanbidding, zoals de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) gezegd heeft, dus is oprechtheid (ikhlaas) een voorwaarde voor acceptatie ervan.


3. We moeten Allah bij Zijn mooiste namen aanroepen. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“En tot Allah behoren de Schone Namen, roept Hem daarmee aan en verlaat degenen die misbruik van Zijn Namen maken.” [al-A’raaf 7:180]


4. We moeten Allah prijzen zoals Hij dat verdient voordat we Hem aanroepen. Al-Tirmidhi (3476) heeft overgeleverd dat Fadaalah ibn ‘Ubayd (radiAllahu ‘anhu) zei: “Terwijl de Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zat, kwam er een man binnen die bad en zei: ‘O Allah, vergeef me en heb genade met me.’ De Boodschapper van Allah zei: ‘Je bent te gehaast geweest, O aanbidder. Als je gebeden hebt en je zit, prijs Allah dan zoals Hij het verdient om geprezen te worden en zend zegeningen over mij en roep Hem daarna aan.’” Volgens een andere versie (3477): “Als iemand van jullie bidt, laat hem dan beginnen met het prijzen van Allah, laat hem dan zegeningen over de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zenden en laat hem daarna vragen wat hij wil.” Daarna bad een andere man en hij prees Allah en zond zegeningen over de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam). De Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zei: “O aanbidder, vraag en je zult beantwoord worden.” Geclassificeerd als sahih door al-Albaani in Sahih al-Tirmidhi, 2765/2767.


5. Zegeningen over de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zenden. De Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) heeft gezegd: “Elke du’a wordt tegengehouden totdat je zegeningen over de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zendt.” Overgeleverd door al-Tabaraani in al-Awsat, 1/220; geclassificeerd als sahih door al-Albaani in Sahih al-Jaami’, 4399.


6. Je richten tot de qiblah. Muslim (1763) heeft overgeleverd dat ‘Umar ibn al-Khattaab (radiAllahu ‘anhu) zei: “Op de dag van Badr, keek de Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) naar de mushrikin, die duizend man sterk waren, en zijn metgezellen telden driehonderdnegentien. Toen richtte de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zich tot de qiblah, strekte zijn handen uit en begon tot zijn Heer uit te roepen: ‘O Allah, verleen mij wat U mij beloofd hebt, O Allah, geef mij wat U mij beloofd hebt. O Allah, als deze kleine groep moslims omkomt, zult U niet aanbeden worden op aarde.’ Hij bleef uitroepen tot zijn Heer met zijn handen gestrekt, gericht tot de qiblah, totdat zijn mantel van zijn schouders viel…”

Al-Nawawi (rahimahullah) heeft in Sharh Muslim gezegd: Dit toont aan dat het mustahabb is om je tot de qiblah te richten wanneer je du’a verricht, en om je handen op te heffen.


7. Je handen opheffen. Abu Dawud (1488) heeft overgeleverd dat Salmaan (radiAllahu ‘anhu) zei: “De Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) heeft gezegd: ‘Jullie Heer, moge Hij Verheerlijkt en Verheven worden, is Zachtmoedig en Meest Grootmoedig en Hij is te zachtmoedig om de handen van Zijn dienaar, wanneer hij deze naar Hem opheft, leeg terug te sturen.’” Geclassificeerd als sahih door Shaykh al-Albaani in Sahih Abi Dawud, 1320.

De palm van de hand zou hemelwaarts opgeheven moeten worden, op de manier van een nederige bedelaar die hoopt dat hem iets gegeven zal worden. Abu Dawud (1486) heeft overgeleverd van Maalik ibn Yasaar (radiAllahu ‘anhu) dat de Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zei: “Als je iets van Allah vraagt, vraag dan van Hem met de palmen van je handen, niet met de achterkanten ervan.” Geclassificeerd als sahih door Shaykh al-Albaani in Sahih Abi Dawud, 1318.

Moeten de handen bij het opheffen bij elkaar gehouden worden of moet er een ruimte tussen hen zijn?

Shaykh Ibn ‘Uthaymin (rahimahullah) heeft in al-Sharh al-Mumti’ (4/25) gezegd dat ze bij elkaar gehouden moeten worden. Hij zei: “Wat betreft het scheiden (van de handen) en ze ver uit elkaar houden; hier is geen basis voor in de Sunnah of in de woorden van de geleerden.” Einde citaat.


8. Een zeker geloof hebben dat Allah zal antwoorden en zich concentreren, want de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) heeft gezegd: “Roep Allah aan wanneer je zeker bent van een antwoord en onthoud dat Allah geen du’a zal beantwoorden die van een onachtzaam en onverschillig hart komt.” Overgeleverd door al-Tirmidhi, 3479; geclassificeerd als hasan door Shaykh al-Albaani in Sahih al-Tirmidhi, 2766.


9. Regelmatig vragen. Een persoon zou zijn Heer om alles moeten vragen wat hij wil van de goede dingen in deze wereld en het Hiernamaals en hij zou Allah moeten smeken in du’a en geen haastige reactie moeten beogen, want de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) heeft gezegd: “De dienaar zal een reactie krijgen zolang zijn du’a geen zonde of gescheiden familiebanden betreft, en zolang hij niet gehaast is.” Er werd gevraagd: “Wat betekent gehaast zijn?” Hij zei: “Wanneer hij zegt: ‘Ik heb du’a verricht en ik heb du’a verricht en ik heb geen enkele reactie gezien,’ en hij gefrustreerd raakt en stopt met het verrichten van du’a.” Overgeleverd door al-Bukhaari, 6340; Muslim, 2735.


10. Men moet krachtig zijn in zijn du’a, omdat de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) gezegd heeft: “Niemand van jullie zou moeten zeggen: ‘O Allah, vergeef me als U dat wil, O Allah, heb genade met me als U dat wil’; hij moet krachtig zijn in zijn vragen want Allah kan niet gedwongen worden.” Overgeleverd door al-Bukhaari, 6339; Muslim, 2679.


11. Smeken, nederigheid, hoop en vrees. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Roept jullie Heer aan in nederigheid en (met) zachtheid.” [al-A’raaf 7:55]

“Voorwaar, zij wedijverden in goede daden en riepen Ons aan, verlangend (naar Onze Genade) en vol ontzag (voor Onze bestraffing). En zij waren nederig tegenover Ons.” [al-Anbiya’ 21:90]

“En noem (de Namen van) jouw Heer in jezelf met nederigheid en vrees, en zonder luidruchtigheid van woorden, in de ochtend en in de avond…”
[al-A’raaf 7:205]


12. Smeekbeden drie keer opzeggen. Al-Bukhaari (240) en Muslim (1794) hebben overgeleverd dat ‘Abd-Allah ibn Mas’ud (radiAllahu ‘anhu) zei: “Terwijl de Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) aan het bidden was in de Ka’bah, zaten Abu Jahl en zijn metgezellen vlakbij. Ze hadden de vorige dag een kameel geslacht en Abu Jahl zei: ‘Wie van jullie gaat de ingewanden van de kameel van Banu (…) halen en op de rug van Mohammed leggen wanneer hij knielt?’ De slechtste van de mensen ging het halen en toen de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) knielde, legde hij het tussen zijn schouders. Ze begonnen te lachen, tegen elkaar aanleunend. Ik stond daar te kijken en als ik enige kracht had gehad, had ik het van de rug van de Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) weggehaald. De Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) bleef in knieling en hief zijn hoofd niet op totdat iemand het aan Fatima ging vertellen. Zij kwam met Juwayriyah en haalde het van hem af. Daarna richtte ze zich tot hen en berispte hen. Toen de Profeet (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zijn gebed beëindigd had, verhief hij zijn stem en bad tegen hen - en wanneer hij du’a verrichtte of Allah om iets vroeg, herhaalde hij het drie keer - en hij zei drie keer: ‘O Allah, bestraf Quraysh.’ Toen zei hij: ‘O Allah, bestraf Abu Jahl ibn Hisham, ‘Uthbah ibn Rabi’ah, Shaybah ibn Rabi’ah, al-Walid ibn ‘Uqbah, Umayyah ibn Khalaf en ‘Uqbah ibn Abu Mu’ayt,’ en hij noemde een zevende (persoon) maar ik kan met niet herinneren wie het was. Bij Degene Die Mohammed (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) gezonden heeft met de waarheid, ik zag degenen die hij genoemd had, gedood op de dag van Badr en daarna werden ze weggesleept en in de put geworpen, de put van Badr.”


13. Verzekeren dat je voedsel en kleding goed zijn (m.a.w. halal). Muslim (1015) heeft overgeleverd dat Abu Hurayrah (radiAllahu ‘anhu) gezegd heeft: “De Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zei: ‘O mensen, Allah is Goed en accepteert niets dan het goede. Allah legt de gelovigen hetzelfde op als Hij de Boodschappers opgelegd heeft. Hij zegt (interpretatie van de betekenis):

“O Boodschappers, eet van de goede zaken en verricht goede daden. Voorwaar, Ik ben Alwetend over wat jullie doen.” [al-Mu’minoen 23:51]

“O jullie die geloven, eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien.”’ [al-Baqarah 2:172]

Toen vertelde hij over een man die een lange afstand reist en slordig en stoffig is en zijn handen richting de hemel uitstrekt, zeggende: ‘O Heer, O Heer,’ maar zijn voedsel is haram, zijn drinken is haram, zijn kleding is haram, hij is gevoed met haram dus hoe kan hij beantwoord worden?

Ibn Rajab (rahimahullah) heeft gezegd: Jezelf ervan verzekeren dat je voedsel, drinken en kleding halal zijn en dat je met halal gevoed bent, is een teken dat je smeekbeden beantwoord worden. Einde citaat.


14. Du’a zachtjes zeggen en niet hard. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):

“Roept jullie Heer aan in nederigheid en (met) zachtheid.” [al-A’raaf 7:55]

En Allah prees Zijn dienaar Zakariyyah (‘alayhi salaam) door te zeggen (interpretatie van de betekenis):

“(Gedenkt) toen hij zachtjes zijn smeekbeden tot zijn Heer richtte.” [Maryam 19:3]
 
Top