Het onvermogen van de doden om te horen

Shishani

moderator
Staff member
Het onvermogen van de doden om te horen

Uit: Mysteries of the Soul Expounded door Abu Bilal Mustafah al-Kanadi rahimahullah

Bron


Inleiding

Men vraagt zicht vaak af over het doen en laten van de ziel in de Barzakh (het tussenstation tussen de dood en de Wederopstanding). Kan het horen? Kan het zien? Is het in staat om kennis te hebben over bepaalde zaken die afspelen in deze wereld?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, moet men eerst zorgvuldig en kritisch de bewijzen onderzoeken die tot bepaalde uitspraken hebben geleid in dit onderwerp, door sommige geleerden.


Het onvermogen van de overledene om te horen

Het is algemeen geaccepteerd onder sommige geleerden en anderen, dat de doden in hun graven het vermogen hebben om de groet van de bezoeker aan het graf te horen en zo ook zijn smeekbede, zijn woorden etc. Maar dit begrip is ongefundeerd, en wordt niet ondersteund door de duidelijke teksten van de goddelijke wet. Sterker nog, het is in duidelijke tegenspraak met de verzen uit de Qur’aan en de authentieke overleveringen van de Profeet salallaahoe alayhie wa sallam, die elke mogelijkheid uitsluit dat de dode ook maar iets kunnen horen.

Bewijs vanuit de Qur’aan en de Sunnah die dit ontkennen
Er zijn twee duidelijke verzen uit de Qur’aan die het vermogen van de dode om te horen uitsluiten.

Allaah, de Verhevene zegt: "Voorwaar, jij bent niet in staat de doden te doen horen en de doven de roep te doen horen wanneer zij de rug toekeren." [Surah an-Naml 27:80]

en

"En de levenden zijn niet gelijk aan de doden. Voorwaar Allaah doet horen wie Hij wil, maar jij kunt degenen die in de graven zijn niet doen horen." [Surah Fatir 35:22]

In het eerste vers wendt Allaah zich tot Zijn Boodschapper, Mohammed salallaahoe alayhie wa sallam, en herinnert hem eraan dat hij de ongelovigen niet kan overhalen om gehoor te geven aan de uitnodiging van de Islaam. Zulke mensen zijn vergelijkbaar met de doden, die niet in staat zijn om te horen.

In het tweede vers maakt Allaah duidelijk het verschil tussen de levende en de dode. Dat de twee niet gelijk zijn. Verder maakt Hij hierin duidelijk dat Zijn Profeet salallaahoe alayhie wa sallam, degene die het geloof verwerpen, niet kan overhalen om de boodschap te horen (zodat ze die kunnen accepteren, omdat zij dood zijn in hun hart en hun zielen). Zo een situatie is vergelijkbaar wanneer hij salallaahoe alayhie wa sallam zich zou richten tot de doden in de graven en tot hen zou spreken, want de doden zijn niet in staat om te horen![1]

Net zoals de Qur’aan de mogelijkheid tot horen voor de overledenen onmogelijk acht, zijn er ook een aantal bewijzen uit de Soennah die tot dezelfde conclusie leiden.

Een van die ahaadieth is de volgende: Op gezag van ibn Mas’oed radiyaAllaahoe ‘anhoe dat de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam zei: “Allaah heeft engelen die reizen door de wereld, zij zullen aan mij de vredesgroet van mijn oemmah doorgeven.” [authentiek overlevert door Abu Dawud]

Deze hadieth verduidelijkt het feit dat de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam de vredesgroet die de moslims uitspreken over hem, niet kan horen. Als dit wel het geval zou zijn en hij de vredesgroet direct zou kunnen horen, dan zouden de engelen die het naar hem toe zouden brengen overbodig zijn.

Hieruit kunnen we ook herleiden dat de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam ook de woorden die tot hem gericht worden niet kan horen. Wat nog logischer hieruit te begrijpen valt, is dat de doden, die in rang lager zijn dan de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam, al helemaal niet de vredesgroet en enige andere vorm van conversatie kunnen horen als die tot hen gericht
zou worden[2].

Dus dit alles is in tegenstrijd met het wijdverspreide máár foute begrip onder de mensen. De Boodschapper salallaahoe ‘alayhie wa sallam is niet in staat om de vredesgroet van degene die het over hem uitspreekt of rechtstreeks tegen hem zegt te horen, of hij nu ver verwijderd is of dichtbij is, maakt niet uit van welke plaats dan ook.

Het foute begrip dat de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam in staat is deze begroetingen rechtstreeks te horen is in tegenstrijd met de authentieke overleveringen die net werden genoemd en die juist duidelijk maken dat de engelen deze vredesgroeten aan hem mededelen. Bovendien is het ook nog eens gebaseerd op een gefabriceerde hadieth, waarvan de tekst als volgt is:
Het is overlevert dat de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam zei: “Wie dan ook de vredesgroet uitspreekt over mij bij mijn graf, ik zal hem horen, en wie dan ook de vredesgroet uitspreekt van ver weg, het zal aan mij worden medegedeeld.” [3]

De weerlegging op dit valse bewijs
Om de bewijzen te weerleggen die zogenaamd bewijzen dat de overledene in het graf het vermogen heeft om te horen, is het belangrijk om ze goed te analyseren. Zodat men daarna ontdekt dat al die zogenaamde bewijzen zich baseren op zwakke en gefabriceerde overleveringen en ook gebaseerd zijn op verkeerde interpretaties van bepaalde teksten.

Er zijn een aantal authentieke overleveringen waarin vermeld wordt dat de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam de lijken van de polytheïsten van de Quraysh die gedood waren door de gelovigen in de strijd bij Badr liet leggen in een opgedroogde put. De volgende twee voorbeelden gaan hierover en voldoen voor deze discussie:

Abu Talha overleverde: ”Op de dag van de strijd bij Badr, beval Allaah’s profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam dat de lichamen van de vierentwintig leiders van de Quraysh gelegd moesten worden in een van de onreine, verlaten (water)putten bij Badr. De derde dag na de strijd bij Badr vroeg de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam om zijn paard en besteeg het. Toen vertrok hij, en de metgezellen volgde hem. Ze zeiden tegen elkaar: ”Hij zal wel gegaan zijn om iets belangrijks te doen.” Toen de profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam bij de put arriveerde stond hij bij de rand en begon degenen te roepen die daarin lagen en noemde ze bij hun namen, “Ooh zo en zo, zoon van zo en zo, en jij, zo en zo, zoon van zo en zo! Zou het niet makkelijker zijn geweest als jullie Allaah en Zijn Boodschapper hadden gehoorzaamd? Wij weten nu dat wat onze Heer ons had beloofd waar is. Weten jullie nu ook wat jullie Heer beloofd had waar is?”

Hierop zei Omar: ”Oh Allaah’s boodschapper, wat zegt u tegen deze lichamen zonder zielen?! Kunnen zij horen? Omdat Allaah, de Majestueuze en Machtige zegt: "Voorwaar, jij bent niet in staat de doden te doen horen." [Surah an-Naml 27:80]

Waarop de Profeet antwoordde: “Bij degene in wiens Hand de ziel van Mohammed ligt, jij hoorde niet beter dan zij van datgene wat ik zojuist zei.”

Qataadah[4] voegt hier aan toe: ”Allaah bracht ze (tijdelijk) weer tot leven zodat ze de berisping konden horen als teken van vernedering en (zodat ze) spijt en berouw (konden voelen).” (authentiek overlevert door al-Boekharie en Muslim)

In een andere overlevering over dit incident is er een kleine variatie in de tekst die als volgt gaat: Ibn ‘Oemar vermeldt: “De Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam stond aan de rand van de put bij Badr en zei: “Weten jullie nu dat wat jullie Heer belooft had waar is?” en toen voegde hij eraan toe: ”Voorwaar op dit moment horen zij wat ik zeg.”

Later werd dit verteld aan Aa’ieshah, waarop ze het volgende commentaar gaf, “Wat de Profeet salalahu aleihi wa sallam bedoelde was, “Nu weten zij dat wat ik ze vertelde de waarheid is” En ze reciteerde het vers: "Voorwaar, jij bent niet in staat de doden te doen horen," [Surah an-Naml 27:80] tot het einde van de vers." [authentiek vermeldt door al-Bukhari en anderen]

Sommigen leggen deze teksten van de twee overleveringen hiervoor verkeerd uit en gebruiken het als bewijs dat de doden kunnen horen. Echter, de volgende argumentatie weerleggen zulke claims:

Dit wonderbaarlijke moment waarbij de lijken van de gedode Quraysh in staat werden gesteld om de woorden die de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam tot hen richtte te kunnen horen, is een speciaal geval– een uitzondering van de algemene regel dat de doden niet kunnen horen.[5] Door middel van een wonder, maakte Allaah de Almachtige het mogelijk voor hun om de woorden van de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam te horen tijdens dat moment, en alleen op dat moment toen hij die woorden uitte![6]

Dit is duidelijk bewezen door de tweede overlevering, omdat gezegd werd dat het horen voor hun voorwaardelijk was, alleen op dat moment dus toen de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam tot hen de berispende woorden toe sprak. Hij zei: ”Voorwaar op dit moment horen zij wat ik zeg.”

Ook in de eerste overlevering ontkent de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam het juiste begrip van ‘Oemar niet, die hij had over de algemene betekenis van het vers dat de doden niet kunnen horen. Hij verklaart eerder aan ‘Oemar van dat wat er heeft plaatsgevonden bij Badr een goddelijke wonder was, en dus, een uitzondering was van de algemene regel die aangegeven wordt door het vers (dat de doden niet kunnen horen).[7]

Een andere tekst die vaak geciteerd wordt door degenen die geloven dat de doden kunnen horen is de volgende hadieth:
Anas bin Malik heeft overgeleverd dat Allaah’s boodschapper salallaahoe ‘alayhie wa sallam zei: ”Nadat de overledene geplaatst wordt in zijn graf en zijn metgezellen (familie/vrienden) zich omkeren om te vertrekken, hoort hij het sloffen van de voeten terwijl ze aan het weglopen zijn. Dan komen de twee engelen naar hem.” [deel van een authentieke hadieth vermeldt door al-Boekharie en Moeslim]

Deze tekst vormt geen geldig bewijs dat de doden kunnen horen, nee integendeel, deze overlevering maakt alleen nog een uitzondering duidelijk van wat er algemeen geldt. In dit geval hoort de overledene het sloffen van de voeten van degene die zijn begrafenis hebben bezocht terwijl ze weg lopen. Dit is slechts een tijdelijk vermogen die ze bezitten om te kunnen horen en waaraan een einde komt wanneer de twee engelen van het ondervragen naar hem toe komen[8].

Van wat er is gezegd nu, is het heel erg duidelijk, dat de doden in het algemeen niet het vermogen hebben om te kunnen horen. Dit door het feit dat ze ver weg voorbij de barrière (Barzakh) zitten, welke hen afscheidt van onze wereld. Dit bewijst tevens de grove fout in het denken van degenen die steeds pogingen wagen om gesprekken te voeren met de doden, of nog erger, hen om gunsten te vragen. De doden vragen om gunsten is klaarblijkelijke shirk, wat voorzeker de grootste der zonden is.


Einde


Voetnoten:
[1] Zie Tafsier at‐Tabari, vol.21, p.36 en al‐Qurtubiʹs al‐Jami, vol.13, p.232
[2] Aldus het is absoluut dwaas om te proberen te converseren met de Profeet salallaahoe ‘alayhie wa sallam of anderen bij hun graven. Ze om hulp vragen is klaarblijkelijke shirk. En zo is de dwaling die verspreidt wordt van de verdwaalde soefies.
[3] [deze hadith werd vermeld door al‐ʹOeqayli in zijn boek, adh‐Dhuʹafa en door al‐Khateeb, Ibn ʹAsakir et. al., en zij allen waren het er over eens dat het een gefabriceerde hadith is. Zie al‐Albaniʹs al‐Ahadith adh‐Dhaʹiefah, vol.1, hadith no.203]
[4] Een beroemde tafsier geleerde van de taabi’ien.
[5] Zie al‐Aloesiʹs Roeh al‐Maʹaani, vol.6 p.455
[6] Dit is bevestigd door vele betrouwbare commentatoren van de Qoer’aan en rechtsgeleerden. Bijvoorbeeld, zie al‐Ayaat al‐Bayyinaat fie ‘adama semaa’a al‐amwaat ‘alaa madhab al‐hanafiyyati as‐saadaat van Shaykh Muhammed Naasieroedien al‐Albaanie – rahiemahoellaah., p. 29, 56 en 59.
[7] Zie al‐Ayaat al‐Bayyinaat fie ‘adama simaa’a al‐amwaat ‘alaa madhab al‐hanafiyyati as‐saadaat van Shaykh Muhammed Naasieroedien al‐Albaanie –rahiemahoellaah., p.30‐31
[8] Zie al‐Ayaat al‐Bayyinaat fie ‘adama simaa’a al‐amwaat ‘alaa madhab al‐hanafiyyati as‐saadaat van Shaykh Muhammed Naasieroedien al‐Albaanie –rahiemahoellaah., p.38 en 56
 
Top