Prachtig verhaal van Ka`b ibn Maalik (metgezel)!

Shishani

moderator
Staff member
Bukhari (Vol 2, Book 59, Number 702)

'Abdullah bin Ka'b bin Malik (radya Allahu 'anhu) vertelde. Wie van de zonen van Ka'b, de gids was van Ka'b toen hij blind werd: Ik hoorde Ka'b bin Malik het verhaal van (de Slag bij) Tabuk vertellen waar hij geen deel aan nam. Ka'b zei, "Ik bleef niet achter de Boodschapper van Allah (salla Allahu 'alayhi wa salaam) in een enkele Slag waarin hij vocht, behalve de Slag bij Tabuk, en ik nam geen deel aan de Slag bij Badr, maar Allah had niemand vermaand die niet deelnam eraan, aangezien Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) in feite weggegaan was, op zoek naar de karavan van de Quraish totdat Allah hen (d.w.z., de moslims) en hun vijand elkaar lieten ontmoeten zonder enige afspraak. Ik getuigde in de nacht van Al-'Aqaba (eed) met Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) toen wij een eed aflegden voor de Islam, en ik zou het niet willen ruilen voor de Slag bij Badr, hoewel de Slag bij Badr meer populair is bij de mensen dan het (d.w.z. Al-'Aqaba eed). Wat betreft mijn nieuws (in deze Slag bij Tabuk) ben ik nog nooit sterker en welvarender geweest dan ik was toen ik achter de Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam) bleef in die Slag.

Bij Allah, nooit had ik daarvoor twee vrouwtjeskamelen, maar toen in de tijd van deze Slag had ik er wel. Wanneer Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) naar een Slag wilde gaan, verborg hij zijn intentie door klaarblijkelijk te verwijzen naar verschillende Slagen totdat het de tijd was van die Slag (bij Tabuk) die Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) vocht in strenge hitte, terwijl hij een lange reis tegemoet trad, woestijn, en het grote aantal van de vijand. Dus de Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam) kondigde aan de moslims duidelijk (hun plaats van bestemming) zodat zij voorbereid waren voor hun Slag. Dus hij informeerde hen duidelijk over de plaats van bestemming waar hij naartoe aan het gaan was. Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) was vergezeld door een groot aantal moslims die niet in een boek ingeschreven konden worden, namelijk een register."

Ka'b (radya Allahu 'anhu) voegde toe, "Elke man die die intentie had om afwezig te zijn zou denken dat zijn zaak verborgen zou blijven, tenzij Allah het door middel van de Goddelijke Neerdaling liet neerdalen. Dus Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) vocht die Slag in de tijd dat het fruit rijp geworden was en de schaduw er aangenaam uitzag. Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) en zijn metgezellen bereidden zich voor op de Slag en ik ging uit om mezelf klaar te maken samen met hen, maar ik keerde terug zonder iets te doen. Ik zei tegen me zelf, "Ik kan dat doen." Dus ik bleef het telkens uitstellen totdat de mensen klaar waren en Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) en de moslims samen met hem vertrokken, en ik had niets voorbereid voor mijn vertrek, en ik zei, "Ik zal mijzelf klaar maken (voor vertrek) een of twee dagen na hem, en dan zal ik hen vergezellen." In de ochtend na hun vertrek ging ik uit om mezelf klaar te maken maar ik keerde terug terwijl ik niets had gedaan. Dan weer ging ik uit in de volgende ochtend om mij klaar te maken maar keerde treug zonder iets gedaan te hebben.

Zo was de zaak met mij totdat zij zich weghaasten en de Slag gemist werd (door mij). Zelfs toen had ik de intentie om te vertrekken om hen op te volgen. Ik wens dat ik dat gedaan had! Maar ik had geen geluk. Dus, na het vertrek van Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam), wanneer ik uitging en tussen de mensen wandelde (d.w.z., de achtergebleven personen), bedroefde het mij dat ik niemand rondom mij kon zien, behalve een beschuldigde van hypocrisie of een van die zwakke mannen die Allah heeft vergeven. Allah's Boodschapper herinnerde zich mij niet totdat hij Tabuk bereikte. Dus terwijl hij tussen de mensen in Tabuk zat, zei hij, "Wat deed Ka'b?" Een man van Bany Salama zei, "O Allah's Boodschapper! Hij is gestopt door zijn twee Burdas (d.w.z. gewaden) en het kijken naar zijn eigen zijden met trots." Dan zei Mu'adh bin Jabal, "Wat een slecht iets heb je gezegd! Bij Allah! O Allah's Boodschapper! We weten niets over hem dan goeds." Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) bleef stil." Ka'b bin Malik (radya Allahu 'anhu) voegde toe, "Toen ik hoorde dat hij (d.w.z. de Profeet) op zijn terugweg naar Madinah was, dompelde ik in mijn bekommernis in, en begon te denken aan valse smoesjes, zeggende tegen mijzelf, "Hoe kan ik zijn boosheid morgen vermijden?" En ik volgde het advies op van een wijze familielid in deze zaak.


Wanneer er gezegd werd dat Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) nabij kwam, verlieten alle slechte valse smoesjes mijn verstand en ik wist goed dat ik nooit uit dit probleem zou komen door een valse uitspraak te verzinnen. Dan besloot ik vastberaden om de waarheid te spreken. Dus Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) kwam aan in de ochtend, en wanneer hij terugkeerde van een reis, bezocht hij de Moskee het allereerst en verrichtte een twee-Rak'at gebed daarin en zat dan voor de mensen. Dus wanneer hij dat allemaal gedaan had (deze keer), kwamen degene die erin faalden om deel te nemen aan de Slag (bij Tabuk) en begonnen met het brengen van (valse) smoesjes en eden af te leggen voor hem. Ze waren ongeveer met tachtig mannen; Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) aanvaardde de smoesjes die zij hadden uitgesproken, nam hun eed van trouw af en vroeg om Allah's vergeving voor hen, en liet de geheimen van hun harten voor Allah om te oordelen. Dan kwam ik naar hem, en toen ik hem groette, glimlachte hij een glimlach van een boze persoon en zei dan, "Kom dichterbij." Dus ik wandelde totdat ik voor hem zat. Hij (salla Allahu 'alayhi wa salaam) zei tegen mij, "Wat hield jou tegen om ons te vergezellen. Had je geen dier aangeschaft om jou te dragen?" Ik antwoordde: "Ja, O Boodschapper van Allah! Maar bij Allah, als ik zat voor welke persoon dan ook onder de mensen van de wereld anders dan jij, zou ik zijn boosheid hebben vermeden met een smoes.

Bij Allah, ik ben gegund met de kracht van vloeiend en welsprekend te praten, maar bij Allah, ik wist goed dat als ik jou vandaag een leugen zou vertellen om jou gunstig gezind te zijn, Allah jou zeker kwaad zou maken in de nabije toekomst, maar als ik jou de waarheid vertel, hoewel je er kwaad om zou worden, hoop ik voor Allah's vergeving. Werkelijk, bij Allah, er was geen excuus voor mij. Bij Allah, ik ben nooit sterker en welvarender geweest dan ik was toen ik achter jou bleef." Toen zei Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam), "Wat betreft deze man, heeft hij zeker de waarheid verteld. Dus sta op totdat Allah jouw zaak bepaalt." Ik stond op, en vele mannen van de Banu Salama volgden mij en zeiden tegen mij, "Bij Allah, wij getuigden nooit ervan dat jij een zonde hebt verricht vóór dit. Zeker, jij hebt geen smoesjes verteld aan Allah's Boodschapper zoals de anderen, die hem niet vergezelden, hebben verteld. Het gebed van Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) naar Allah om jou te vergeven zou voldoende voor je zijn geweest." Bij Allah, zij gingen verder in het beschuldigen van mij, zoveel dat ik van plan was om terug te keren (naar de Profeet) en mijzelf zou beschuldigen van het vertellen van een leugen, maar ik zei tegen hen, "Is er iemand anders die hetzelfde geval heeft als ik?" Zij antwoordden, "Ja, er zijn twee mannen die dezelfde dingen hebben gezegd als jij, en aan beiden van hen werd hetzelfde bevel gegeven als aan jou." Ik zei, "Wie zijn zij?" Zij antwoordden, "Murara bin ar-Rabi al-Amri en Hilal bin Umaiya al-Waqifi". Daarmee vermeldden zij aan mij twee vrome mannen die aanwezig waren in de Slag bij Badr, en waarin een voorbeeld was voor mij. Dus ik veranderde niet van gedachte toen zij mij hen vermeldden aan mij. Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) verbood alle moslims om met ons te praten, de drie voorgenoemde personen van al degene die achterbleven in die Slag. Dus wij bleven weg van de mensen en zij veranderden hun gedrag tegenover ons totdat zelfs het land (waarop ik woonde) er vreemd uitzag voor mij alsof ik het niet kende.


We bleven in die toestand voor vijftig nachten. Wat betreft mijn twee kameraden, zij bleven in hun huizen en bleven huilen, maar ik was de jongste van hen en de vastberadenste, dus ik ging uit en woonde de gebeden bij samen met de moslims en liep op de marktplaatsen, maar niemand sprak met mij, en ik kwam naar Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) en groette hem terwijl hij zat in zijn bijeenkomst na het gebed, en ik vroeg me af of de Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam) zijn lippen bewoog als antwoord op mijn groet of niet. Dan verrichtte ik mijn gebed dichtbij hem en keek heimelijk naar hem. Wanneer ik bezig met mijn gebed was, keerde hij zijn gezicht naar mij om, maar wanneer ik mijn gezicht naar hem keerde, keerde hij zijn gezicht af van mij. Wanneer deze harde houding van de mensen lang voortduurde, wandelde ik totdat ik de muur van de tuin van Abu Qatada, die mijn neef was en de meest geliefde persoon bij mij, en ik bood hem mijn begroetingen aan. Bij Allah, hij beantwoordde mijn begroetingen niet. Ik zei, "O Abu Qatada! Ik smeek je, bij Allah! Weet je dan niet dat ik van Allah en Zijn Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) houd?" Hij bleef stil. Ik vroeg hem weer, hem smekend bij Allah, maar hij bleef stil. Dan vroeg ik hem weer in de Naam van Allah. Hij zei, "Allah en Zijn Boodschapper weten het beter." Daarop vloeiden mijn ogen met tranen en ik keerde terug en sprong over de muur." Ka'b voegde toe, "Toen ik wandelde op de markt van Madinah, zag ik plots een Nabati (d.w.z., een Christelijke boer) van de Nabatis van Sham die kwam om granen te verkopen in Madinah, zeggende, "Wie brengt mij naar Ka'b bin Malik?" De mensen begonnen naar mij te wijzen voor hem totdat hij naar me kwam en mij een brief van de koning van Ghassan overhandigde waarin het volgende was geschreven:

"Betreft het volgende ben ik geïnformeerd dat jouw vriend (d.w.z. de Profeet) jouw hardvochtig heeft behandeld. In elk geval, Allah laat jou niet leven op een plaats waar je je minderwaardig voelt en jouw recht verloren is. Dus voeg je toe bij ons, en wij zullen jou troosten." Toen ik het las, zei ik tegen mezelf: "Dit is ook een soort van beproeving." Toen nam ik de brief naar de kachel en stak ik het daarmee aan. Toen veertig van de vijftig nachten verlopen waren, ziedaar! De Boodschapper van Allah (salla Allahu 'alayhi wa salaam) kwam naar mij en zei, "Allah's Boodschapper beveelt jou om weg te blijven van je vrouw." Ik zei, "Moet ik haar scheiden; of anders! Wat moet ik doen?" Hij zei, "Nee, neem enkel afstand van haar en woon niet met haar samen." De Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam) zond dezelfde boodschap naar mijn twee kameraden. Toen zei ik tegen mijn echtgenote, "Ga naar je ouders en blijf bij hen totdat Allah Zijn Vonnis over dit geval geeft." Ka'b voegde toe, "De vrouw van Hulal bin Umaiya kwam naar de Boodschapper en zei, "O Allah's Boodschapper! Hilal bin Umaiya is een hulpeloze oude man die geen dienaren heeft om hem te verzorgen. Heb je er iets tegen als ik hem zou dienen?" Hij zei, "Nee, (je kan hem helpen) maar hij zou jou niet moeten naderen." Zij zei, "Bij Allah, hij heeft nergens verlangen naar. Bij Allah, hij is niet gestopt met huilen totdat zijn zaak begon tot deze dag van hem."

Daarop zeiden sommigen van mijn familieleden tegen mij, "Zal jij ook aan Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) vragen om jouw echtgenote toe te laten (om jou te dienen) zoals hij de vrouw van Hilal bin Umaiya heeft toegestaan." Ik zei, "Bij Allah, ik zal de toestemming van Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) betreffende haar niet vragen, aangezien ik niet weet wat Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) zal zeggen als ik hem vraag om haar toe te staan (mij te dienen) terwijl ik een jonge man ben."


Ik bleef toen in die staat voor nog tien nachten daarna totdat de periode van vijftig nachten was vervuld, beginnend van de tijd dat Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) de mensen verbood om met ons te praten. Toen ik het Fadjr gebed had verricht op de vijftigste ochtend op de dak van een van onze huizen en terwijl ik zat in de positie, die Allah beschreef (in de Qur'an), dat wil zeggen, mijn ziel leek benauwd voor me en zelfs de aarde leek beperkend in alle ruimtelijkheid, daar hoorde ik de stem van iemand die de berg van Sala' beklommen had en met meest luide stem riep hij, "O Ka'b bin Malik! Wees gelukkig (door het ontvangen van blijde tijdingen)." Ik viel neer op m'n aangezicht voor Allah, beseffend dat verlichting gekomen is. Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) had de acceptatie van ons berouw door Allah aangekondigd toen hij het Fajr gebed had verricht. De mensen gingen dan uit om ons te feliciteren. Sommige brengers van blijde tijdingen gingen naar mijn twee kameraden, en een paardrijder kwam naar mij in haast, en een man van Banu Aslam kwam rennend en beklom de berg en zijn stem was sneller dan het paard. Toen hij (d.w.z. de man) wiens stem ik had gehoord naar mij toekwam om de blijde tijdingen aan te kondigen, nam ik mijn kledingstukken af en kleedde hem ermee; en bij Allah, ik verdiende geen andere kledingstukken dan die op die dag. Dan leende ik twee kledingstukken en droeg die en ging naar Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam).

De mensen begonnen mij te ontvangen in groepen, feliciteerden mij omwille van Allah's Acceptatie van mijn berouw, zeggende, "Wij feliciteren je omwille van Allah's Acceptatie van jouw berouw." Kab zei verder, "Wanneer ik de Moskee binnenging, zag ik Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) zitten met de mensen rondom hem. Talha bin Ubaidullah kwam snel naar mij, schudde mijn hand en feliciteerde me. Bij Allah, niemand van de Muhajirin (d.w.z. de Emigranten) stond op voor mij behalve hij (d.w.z. Talha), en ik zal dit nooit vergeten voor Talha." Kab voegde toe, "Toen ik Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) groette, lichtte zijn gezicht op van vreugde, zeggende, "Wees gelukkig met de beste dag dat je hebt sindsdat je moeder van je beviel." Kab voegde toe, "Ik zei tegen de Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam), "Is deze vergeving van jou of van Allah?" Hij zei, "Nee, het is van Allah." Wanneer Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) gelukkig werd, scheen zijn gezicht alsof het een een stuk van de maan was, en we kenden allen die karaktereigenschap van hem. Toen ik voor hem zat, zei ik, "O Allah's Boodschapper! Omwille van de acceptatie van mijn berouw, zal ik jou al mijn rijkdommen geven als aalmoes voor de zaak van Allah en Zijn Boodschapper." Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) zei, "Houd wat van je rijkdommen, want dat is beter voor jou." Ik zei, "Dus zal ik mijn aandeel van Khaibar bij me houden," en ik voegde toe, "O Allah's Boodschapper! Allah heeft me gered door het vertellen van de waarheid; dus het is een deel van mijn berouw niets te vertellen behalve de waarheid zolang als ik leef." Bij Allah, ik ken niemand van de Moslims die Allah meer heeft geholpen bij het vertellen van de waarheid dan mij. Sindsdat ik de waarheid vermeld heb aan Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) tot vandaag, heb ik nooit een leugen willen vertellen. Ik hoop dat Allah mij ook zal redden (van het vertellen van leugens) in de rest van mijn leven. Dus Allah daalde het vers neer tot Zijn Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam):

Allah heeft zich voorzeker met barmhartigheid tot de profeet gewend en tot de Migranten en de Hulpgevers, die deze (profeet) in het uur van nood volgden, nadat het hart van een gedeelte hunner bijna was bezweken. Toen vergaf Hij hen. Voorzeker, Hij is Liefderijk, Genadevol jegens hen. En (Hij heeft Zich met barmhartigheid) tot de drie die waren achtergelaten gewend, totdat de aarde met haar uitgestrektheid hun te eng werd en hun eigen leven voor hen te moeilijk en zij geloofden dat er tegen Allah geen schuilplaats is, behalve bij Hem. Toen wendde Hij Zich met barmhartigheid tot hen, opdat zij zich mochten bekeren. Voorzeker, Allah is Berouwaanvaardend, Genadevol. O gij die gelooft, vreest Allah en weest met de waarachtigen. (9.117-119)

Bij Allah, Allah heeft me, buiten dat Hij me tot de Islam heeft geleid, mij niet met een grotere zegening begunstigd dan het feit dat ik geen leugen vertelde aan Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) wat zou veroorzaken dat ik zou ondergaan zoals degene die een leugen verteld hebben zijn ondergaan, daar Allah degene die leugens vertellen beschreven heeft met de ergste beschrijving die Hij ooit aan iemand anders heeft toegeschreven. Allah zei: "Zij (de hypocrieten) zullen, wanneer gij tot hen weder keert, u bij Allah zweren, dat gij hen met rust moogt laten. Laat hen daarom alleen. Voorzeker, zij zijn onrein en hun huis is de hel, een vergelding voor wat zij deden. Zij zullen u zweren, opdat gij welwillend zult zijn. Maar zelfs al zoudt gij tevreden met hen zijn, zal Allah met het overtredende volk niet tevreden zijn." (9.95-96) Kab voegde toe, "Wij, de drie personen, verschilden allen van diegenen wiens smoesjes Allah's Boodschapper (salla Allahu 'alayhi wa salaam) aanvaardde toen zij bij hem gezworen hadden. Hij naam hun eed van trouw af en vroeg Allah om hen te vergeven, maar Allah's Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam) liet onze zaak in afwachting totdat Allah Zijn Oordeel erover gaf. Want Allah (Subhana wa Ta'ala) zegt: "En (Hij heeft Zich met barmhartigheid) tot de drie die waren achtergelaten gewend." (9.118)

Wat Allah (in dit vers) zegt toont niet onze mislukking aan betreffende het deelnemen aan de Ghazwa, maar het refereert naar de uitstel van het maken van een beslissing door de Profeet (salla Allahu 'alayhi wa salaam) over onze zaak in tegenstelling tot de zaak van diegenen die een eed voor hem hadden afgelegd en hij excuseerde hen door het accepteren van hun smoesjes."
 
Top