Uitspraken over de Profeet van zijn tijdgenoten.

Shishani

moderator
Staff member
'Abdoellah ibn Salaam (moge Allah tevreden met hem zijn), die de schriftgeleerde van de joden was en de meeste kennis van de Thora onder hen bezat, zei:

'Toen de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) in Medina arriveerde, snelden de mensen zich naar hem. Iedereen zei: 'De Boodschapper van Allah is aangekomen! De Boodschapper van Allah is aangekomen! De Boodschapper van Allah is aangekomen!' Ik ging met de mensen mee om naar hem te kijken. Toen ik zijn gezicht bestudeerde, wist ik dat dit niet het gezicht van een leugenaar was.'

(Sahieh Soenan at-Tirmidhie (2485) van al-Albaanie)

http://www.soennah.com/content/view/780/44/
 

Shishani

moderator
Staff member
Het verhaal van de Bizantijnse bevelhebber ‘Heraclius’

Op gezag van `Abdoellaah bin `Abbaas dat Aboe Soefyaan bin Harb (moge Allaah tevreden zijn met hen) mij informeerde dat Hieraql (Heraclius) een boodschap naar hem gestuurd had tijdens met een karavaan van Qoeraysh. Zij waren kooplieden die handel dreven in Shaam(1), op het moment dat de Boodschapper van Allaah (gebeden en vrede over hem) een wapenstilstand had met Aboe Soefyaan en de ongelovige Qoeraysh. Dus Aboe Soefyaan en zijn metgezellen gingen naar Hieraql in Ilyaa (Jerusalem). Hieraql riep hen op om een bijeenkomst bij te wonen en hij had al de oudere Romeinse senators om hem heen zitten. Hij riep een vertaler bij zich die, terwijl hij de vraag van Hieraql vertaalde, tegen hem zei: “Wie van jullie is het meest verwant met die man die beweerd dat hij een profeet is (onder de groep)?” Aboe Soefyaan zei: ‘Ik ben het meest verwant met hem!’ Hieraql zei: “Breng hem nader tot mij en laat zijn metgezellen achter hem staan.” “Hieraql zei tegen zijn vertaler dat hij tegen mijn metgezellen moest zeggen dat hij mij wat vragen wilde stellen over die man (i.e. de Profeet) en dat als ik een leugen zou vertellen dat zij (mijn metgezellen) mij zouden moeten tegenspreken.” Aboe Soefyaan voegde eraan toe, “Bij Allaah! Was ik niet bevreesd geweest om door mijn metgezellen te worden uitgemaakt als leugenaar dan zou ik niet de waarheid hebben verteld over de Profeet (gebeden en vrede over hem).

De eerste vraag die hij mij stelde over hem was, ‘Wat is zijn familie status onder jullie?’ Ik antwoordde: ‘Hij behoort tot een goede (nobele) familie onder ons.’ Hieraql vroeg verder, ‘Heeft iemand anders onder jullie ooit hetzelfde beweerd (i.e. profeetschap) vóór hem?’ Ik antwoordde, ‘Nee.’ Hij zei, ‘Was iemand onder zijn voorvaderen een koning?’ Ik antwoordde, ‘Nee.’ Hieraql vroeg, ‘Volgen de edelen of de armen hem?’ Ik antwoordde, ‘Het zijn de armen die hem volgen.’ Hij zei, ‘Nemen zijn volgelingen toe of nemen zij af (dag bij dag)?’ Ik antwoordde, ‘Zij nemen toe.’ Toen vroeg hij, ‘Is er iemand onder degenen die zijn religie binnentreden die teleurgesteld wordt en de religie hierna verwerpt?’ Ik antwoordde, ‘Nee.’ Hieraql zei, ‘Heeft u hem ooit beschuldigt van het vertellen van leugens voor zijn bewering (van Profeetschap)?’ Ik antwoordde, ‘Nee.’ Hieraql zei, ‘Verbreekt hij zijn beloftes?’ Ik antwoordde, ‘Nee, wij zijn in wapenstilstand met hem en wij weten niet wat hij gaat doen hierin (tijdens de wapenstilstand).’ Ik kon geen gelegenheid vinden om iets slechts over hem te zeggen behalve dit laatste. Hieraql vroeg, ‘Hebben jullie ooit een oorlog met hem gehad?’ Ik antwoordde, ‘Ja.’ Toen zei hij, ‘Wat was de uitkomst van de veldslagen?’ Ik antwoordde, ‘Soms was hij de overwinnaar en soms waren wij dat.’ Hieraql zei, ‘Wat beveelt hij jullie te doen?’ Ik zei, ‘Hij verteld ons dat wij Allaah moeten aanbidden en Allaah alleen en dat we niks naast Hem moeten aanbidden, en alles moeten verwerpen wat onze voorouders hebben gezegd. Hij beveelt ons om te bidden, de waarheid te spreken, de kuisheid te bewaken en om goede relaties te behouden met onze verwanten (en vrienden).’

Hieraql vroeg de vertaler om mij het volgende mede te delen, ‘Ik vroeg jou over zijn familie en jouw antwoord was dat hij behoort tot een erg edele familie. Het is zo dat alle Boodschappers van edele families komen onder hun verscheidene volkeren. Ik vroeg jou of iemand anders onder jullie ooit zoiets beweerde (i.e. Profeetschap), en jouw antwoord was in het negatief. Wanneer het antwoord bevestigend was geweest, dan had ik gedacht dat deze man de verklaring van de vorige man volgde. Toen vroeg ik of iemand van zijn voorvaderen een koning was. Jouw antwoord was in het negatief, en wanneer het antwoord bevestigend was geweest, dan had ik gedacht dat deze man zijn voorouderlijke koningsschap terug wilde eisen. Verder vroeg ik of hij ooit was uitgemaakt voor leugenaar voordat hij datgene zei wat hij zei, en jouw antwoord was in het negatief. Dus ik vroeg mezelf af hoe een persoon die geen leugens verteld over anderen ooit een leugen kan vertellen over Allaah (God). Toen vroeg ik jouw of de rijke mensen hem volgden of de armen. Jouw antwoord was dat het de armen waren die hem volgden. Het is zo dat alle Boodschappers gevolgd werden door deze soort mensen. Toen vroeg ik jou of zijn volgelingen toenamen of afnamen. Jouw antwoord was dat zij toenamen, en dit is de weg van waar geloof, totdat het is voltooid in alle eerbied. Verder vroeg ik of er iemand was die, nadat hij het geloof binnen getreden was, teleurgesteld werd en zijn religie verwierp. Jouw antwoord was in het negatief, en dit is (een teken van) waar geloof , wanneer zijn vreugde (van het geloof) het hart bereikt en compleet met elkaar vermengt. Ik vroeg jou of hij ooit een belofte heeft verbroken. Toen vroeg ik jou wat hij jullie beveelt te doen. Jouw antwoord was dat hij jullie beveelt om Allaah te aanbidden en Allaah alleen om niks naast Hem te aanbidden en hij verbiedt jullie om afgoden te aanbidden en beveelt jullie om te bidden, de waarheid te spreken en de kuisheid te bewaken. Als hetgeen u heeft gezegd waar is, dan zal hij binnenkort deze plaats onder mijn voeten (i.e. Jerusalem) veroveren en ik wist (van de geschriften) dat hij zou verschijnen maar ik wist niet dat hij van jullie zou zijn, en als ik hem zou kunnen bereiken dan voorzeker, zou ik hem meteen ontmoeten en als ik met hem was, dan zou ik zeker zijn voeten wassen.

Toen vroeg Hieraql naar de brief van Allaah’s Boodschapper (gebeden en vrede over hem) die was bezorgd door Dihieja(2) aan de Gouverneur van Boesra, die hem doorstuurde naar Hieraql om te lezen. De inhoud van de brief was als volgt:
In de naam van Allaah, de meest Barmhartige, de meest Genadevolle. (Deze brief is) van Moehammad, de dienaar van Allaah en Zijn Boodschapper aan Hieraql, de leider van de Byzantijnen. Vrede zij met degene die de rechte weg volgt. Verder wil ik jou uitnodigen naar Islaam, en wanneer je moslim wordt dan zal je veilig zijn, en Allaah zal jouw beloningen verdubbelen, en als je deze uitnodiging afwijst dan bega je een zonde door het misleiden van alle Arisiyin (boeren). En ik reciteer voor jou Allaahs Verklaring “O mensen van het boek! Kom tot een evenredig woord tussen ons en jullie (dit evenredige woord is): dat wij niets of niemand behalve Allaah aanbidden en dat wij niets of niemand naast Hem plaatsen en dat wij elkaar niet als heren (goden) naast Allaah plaatsen.’ Als zij zich dan afwenden, zeg dan: ‘Getuig dat wij ons (aan Allaah) hebben overgegeven.’” (Qor`aan 3: 64)

Aboe Soefyaan voegde toe, “Toen Hieraql zijn toespraak had beëindigd en de brief gelezen had, was er een grote rumoer in de Koninklijke Raad. Dus wij werden de Raad uitgezet. Ik vertelde mijn metgezellen dat de vraag van Ibn-Abi-Kabsha* (de Profeet Moehammad (gebeden en vrede over hem)) zo prominent was geworden dat zelfs de Koning van Bani al-Asfar(3) bang van hem is. Toen begon ik zeker te worden van het feit dat hij (de Profeet (gebeden en vrede over hem)) de veroveraar zou worden in de nabije toekomst totdat ik de Islaam binnentrad (i.e. Allaah heeft mij daarheen geleid).”

De verteller voegt eraan toe, Ibn An-Naatoer was de Gouverneur van Ilyaa (Jerusalem) en Hieraql was het hoofd van de christenen in Shaam. Ibn Naatoer overleverde dat Hieraql eens, terwijl hij Ilyaa (Jerusalem) bezocht, opstond in een slechte stemming. Sommige van zijn priesters vroegen hem waarom hij in die stemming was. Hieraql was een voorspeller en een astroloog. Hij antwoordde, ‘Toen ik `s nachts naar de sterren keek, zag ik dat de leider van degenen die besnijdenis bedrijven was verschenen (i.e. de overwinnaar was). Wie zijn degenen die besnijdenis bedrijven? De mensen antwoordden, ‘Behalve de joden bedrijft niemand besnijdenis, dus je moet niet bang voor hen (de Joden) zijn. Vervaardig gewoon bevelen om elke Jood te vermoorden die aanwezig is in dit land.’ Terwijl zij hierover aan het discussiëren waren werd er een boodschapper die was gezonden door de koning Ghassaan binnengebracht die het nieuws van Allaah’s Boodschapper (gebeden en vrede over hem) aan Hieraql kwam mededelen. Nadat Hieraql het nieuws gehoord had, beval hij de mensen te gaan kijken of de boodschapper van Ghassaan besneden was. De mensen vertelden Hieraql, nadat ze hem hadden gezien, dat hij besneden was. Hieraql vroeg hem toen over de `Arabieren. De boodschapper antwoordde, ‘`Arabieren bedrijven ook besnijdenis.’

(Na dit gehoord te hebben) merkte Hieraql op dat de soevereiniteit van de `Arabieren verschenen was. Hieraql schreef toen een brief naar zijn vriend in Rome die net zo goed als Hieraql was in kennis. Hieraql vertrok naar Hims (een plaats in Syrië) en bleef daar totdat hij een antwoord ontving van zijn brief aan zijn vriend die het met hem eens was in zijn mening over de verschijning van de Profeet (gebeden en vrede over hem) en over het feit dat hij een Profeet was. Daarop nodigde Hieraql alle leiders van de Byzantijnen uit voor een bijeenkomst in zijn paleis in Hims. Toen ze bijeengekomen waren, beval hij dat alle deuren van het paleis gesloten moesten worden. Toen kwam hij uit en zei, ‘O Byzantijnen! Als succes jullie wens is en als jullie rechte leiding zoeken en willen dat jullie rijk blijft voortbestaan zweer dan trouw aan de Profeet (gebeden en vrede over hem) (i.e. treed de Islaam binnen).’ (Na het horen van het standpunt van Hieraql) renden de mensen richting de poorten van het paleis als Equus hemionus hemionus maar vonden de deuren gesloten. Hieraql realiseerde zich hun haat richting Islaam en toen hij de hoop opgegeven had dat zij de islaam zouden binnentreden beval hij dat zij weer teruggebracht werden in audiëntie. (Toen zij terug gekomen waren) zei hij, ‘Wat ik even terug gezegd had was alleen om de kracht van jullie overtuiging te testen en ik heb het gezien.’ De mensen bogen voor hem en werden tevreden met hem, en dit was het einde van het verhaal van Hieraql (in verbinding met zijn geloof).

______________________________________________________________________________
Bron: Sahieh Boechaarie, Het boek van de Openbaring, hadieth – nr. 7

(1) Gebied wat uitstrekt over Syrië, Palestina, Libanon en Jordanië.
(2) Eén van de metgezellen van de profeet Salla Allahoe 3aleehie wassalam.
* Abi Kabsha was niet de vader van de Profeet Moehammad (gebeden en vrede over hem) maar het was een bespotting van Aboe Soefyaan uit vijandigheid jegens de Profeet.
(3) Letterlijk: de gelen en de bedoeling is hier de koning van de blanken byzantijnen.


Licht aangepast door mij (spelling etc.).
 

Attachments

  • Heraclius (Bizantijnse bevelhebber).pdf
    137.9 KB · Views: 20

Shishani

moderator
Staff member
Afgevaardigden van de Qoeraysh onderhandelen met de Boodschapper van Allaah

Kort na de bekering van deze twee machtige helden, Hamzah ibn ‘Abdoel-Moettalib en ‘Oemar ibn al-Chattaab, begonnen de wolken van tirannie en onderdrukking weg te trekken en de polytheïsten realiseerden zich, dat het geen zin had de moslims te martelen. Vervolgens stippelden zij voor hun veldtocht een nieuwe koers uit. De authentieke verslagen van de levensbeschrijving van de Profeet (vrede zij met hem) laten zien, dat het bij de Mekkaanse leiders was opgekomen, om Moehammad (vrede zij met hem) met ambities te belonen. Daarom probeerden zij telkenmale opnieuw hem in verleiding te brengen.

Op een dag verzamelden enkele belangrijke mannen van Mekka zich in de beschutting van Al-Ka’bah en Oetbah ibn Rabie’ah, een leider van hen, bood aan de Profeet (vrede zij met hem) te benaderen en een onderhandelingscontract met hem te sluiten, waarbij zij hem wereldlijke rijkdom zouden geven waar hij om vroeg, op voorwaarde dat hij zijn mond zou houden en zijn nieuwe geloof niet langer zou verkondigen. De mensen van de Qoeraisj ondersteunden zijn voorstel en verzochten hem deze taak op zich te nemen. Oetbah ging naar Mohammed (vrede zij met hem) en sprak hem met de volgende woorden aan:

“Wij hebben in Arabië geen andere man gezien die zo’n ramp over een natie teweeg heeft gebracht, als jij hebt gedaan. Je hebt onze goden en onze religie geschonden en onze voorvaderen en wijze mannen ervan beticht niet vroom te zijn en zich te vergissen en je hebt strijd onder ons geschapen. Je hebt geen middel onbeproefd gelaten om de relaties met ons te vervreemden. Als je dit alles doet met als doel om rijkdom verkrijgen, zullen wij ons tezamen voegen om jou grotere rijkdommen te geven, dan enige Qoeraisjiet ooit heeft bezeten. Als het de ambitie is, die jou voortdrijft, zullen wij jou onze leider maken. Als je het koningschap wenst, zullen we je dat gewillig aanbieden. Als je onder de macht van een kwade geest bent, die jou lijkt te domineren en te achtervolgen, op zo’n wijze dat je zijn juk niet van je af kunt schudden, dan zullen we getalenteerde artsen oproepen om jou te genezen.”

“Ben je uitgesproken?” vroeg Moehammad (gebeden van Allaah en vrede zij met hem); en toen hij hoorde dat alles gezegd was, sprak hij zich uit en zei: “Haa Miem. Een openbaring van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. Een Boek waarin de verzen in detail worden uitgelegd: een Qoer-aan in het Arabisch voor de mensen die weten. Goed bericht gevend, een waarschuwing, maar de meesten van hen keren zich af, dus luisteren zij niet. En zij zeggen: ‘Onze harten zijn bedolven door datgene waarvoor jij ons uitnodigt, in onze oren is doofheid en tussen ons en jou is een scherm, werk dus (op jouw manier); waarlijk wij werken (op onze manier).’” (Koran, soerah Foessilat 41:1-5)

( recitatie van vers 1 tot 12: Mishary Al-Afasy http://www.youtube.com/watch?v=eZY6OlKvyCU )

De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) bleef het hoofdstuk reciteren, terwijl Oetbah daar zat en aandachtig luisterde, met zijn hand achter zijn rug om zich te ondersteunen. Toen de Boodschapper het vers bereikte dat teraardewerping vereiste, wierp hij zichzelf onmiddellijk ter aarde. Daarna wendde hij zich tot Oetbah, zeggende: “Nou, Aboe al-Walied! Je hebt mijn antwoord gehoord, je bent nu vrij te doen wat je wilt.” Oetbah keerde toen naar zijn gezelschap terug om hen van de houding van de Profeet (vrede zij met hem) op de hoogte te stellen. Toen zijn landgenoten hem zagen, zwoeren zij, dat hij naar hen terugkeerde, met een uitdrukking op zijn gezicht die anders was dan die welke hij had voor de ontmoeting met de Profeet (vrede zij met hem). Hij gaf hen onmiddellijk de details door van het gesprek en het antwoord dat hij had gekregen en voegde er toen aan toe:

“Ik heb nog nooit woorden gehoord die vergelijkbaar zijn met die welke hij gereciteerd heeft. Zij zijn beslist niet aan poëzie verwant, noch aan hekserij, noch stammen zij af van waarzeggerij. Oh mensen van de Qoeraisj! Ik verzoek jullie om mijn advies ter harte te nemen en de man de volle vrijheid te gunnen, om zijn doelen na te jagen, in welk geval jullie jezelf veilig van hem kunnen losmaken. Ik zweer, dat zijn woorden een verheven Boodschap dragen. Zouden de andere Arabieren jullie van hem verlossen, dan besparen ze jullie de moeite, als hij van de andere kant aan de macht over de Arabieren komt, dan zullen jullie je in zijn koningschap koesteren en in zijn macht delen.”

Uiteraard waren deze woorden aan dovemansoren gericht en ze spraken de ongelovigen niet aan, die Oetbah uitjouwden en beweerden, dat de Profeet (vrede zij met hem) hem had behekst.

In een andere versie van dezelfde gebeurtenis wordt overgeleverd, dat Oetbah aandachtig naar de Profeet (vrede zij met hem) bleef luisteren, totdat die laatste de woorden van Allah reciteerde: “Maar als zij zich afkeren, zeg dan: Ik heb jullie voor een geweldige kreet gewaarschuwd, voor een bliksem zoals de bliksem die ‘Aad en Thamoed overmande.” (Koran, soerah Foessilat 41:13)

Op dat moment stond Oetbah in paniek op en legde, met stomheid geslagen, zijn hand over de mond van de Profeet (vrede zij met hem) hem smekend: “Ik smeek je, in de naam van Allah en verwantschap, om te stoppen, uit vrees dat de ramp ook de mensen van de Qoeraisj ten deel zal vallen.” Hij keerde toen gehaast naar zijn landgenoten terug en informeerde hen over wat hij had gehoord.
 
Top