Deen_Al_Islaam
Junior Member
Assalamu alaykoum wa rahmatullahi ta3ala wa barakatoehoe broeders en zusters,,
In de Naam van Allaah de Barmhartige, de Genadevolle
En de Salaat en de Salaam van Allaah zij over onze Profeet Mohammed, zijn Metgezellen en zij die hen in leiding volgen. Vervolgens:
Weet - moge Allaah je genadig zijn - dat de Hidjaab van de Moslima een onderwerp is waar de Moslim geleerden over verschilden in twee uitspraken:
De eerste: Het gezicht en de handen (en de voeten) van een vrouw zijn geen 'Aurah, het bedekken van dezen is niet verplicht, maar wel aanbevolen en ze wordt ervoor beloond.
De tweede uitspraak: De vrouw is geheel 'Aurah, ze is verplicht alles te bedekken, inclusief de handen en het gezicht. En dit is de correcte uitspraak, zoals we zullen aantonen.
Ze waren allen overeengestemd dat het bedekken van het gezicht beter is, ze verschilden alleen omtrent zijn verplichting. Behalve voor de Moeders van de Gelovigen, de vrouwen van de Boodschapper van Allaah salla Allaahoe 'alaihi wa sallam. Voor hen was het verplicht hun gezichten en gehele lichamen te bedekken, zonder verschil van opinie hierover.
Hoewel de Moslims verschilden over het bedekken, was de situatie in de Islamitische gebieden dat de vrouwen niet onbedekt hun woningen verlieten. Integendeel, ze bedekten hun gezichten voor een periode die langer dan 1300 jaar heeft voortgeduurd: Sinds het gebod op de Hidjaab in het vijfde jaar van de Hidjrah tot aan het begin van de 20e eeuw. Het onbedekken begon voornamelijk na de val van de Ottomaanse staat, nadat deze werd verdeeld en gekolonisieerd. Met de steun van de bezetter, werd er opgeroepen tot de emancipatie van de vrouw, zoals dat wordt genoemd. Het onbedekken begon in Egypte en verspreidde over de Islamitische wereld, totdat het zover kwam dat de bedekking van het gezicht werd verwijderd en daarna van andere lichaamsdelen.
1.Aboe Haamid Al-Ghazzaalie heeft gezegd: “Het is nog steeds zo door de tijden heen: Dat de mannen hun gezichten onbedekt laten en dat de vrouwen bedekt met de Niqaab naar buiten gaan.” (Ihyaa 'Uloem Ud-Dien 1/ 729)
2.Aboe Hayyaan Al-Andalusie: ”En zo is ook de gewoonte in de steden van Andalusië: Er is niets van de vrouwen te zien, behalve één oog van haar.” (Al-Bahr Al-Mohiet 7/ 250)
3.Al-Haafidh Ibn Hadjar heeft gezegd: “Het is nog steeds de gewoonte van de vrouwen - verleden en heden - dat ze hun gezichten bedekken van vreemde mannen.”
En een aantal pagina's verderop: “De voortdurende handeling dat de vrouwen toegestaan zijn hun woningen te verlaten voor de moskeeën, de markten en de reizen, bedekt met de Niqaab, zodat de mannen hen niet zien.” (Fath Ul-Baarie 9/ 337)
4.Al-Mawza'ie Ash-Shaafi'ie heeft gezegd: “De handeling van de mensen is nog steeds hiervolgens - verleden en heden in alle gebieden - dat ze het toelaten voor de bejaarde vrouw om haar gezicht onbedekt te laten en het niet toelaten voor de jonge vrouw, en ze zien het als 'Aurah en Moenkar (slechte zaak).” (Taysier Ul-Bayaan 2/ 1001)
5.Al-Imaam An-Nawawie heeft gezegd: “En Al-Imaam (Al-Haramain) beargumenteerde dit met de overeenstemming van de Moslims om de vrouwen te weerhouden dat ze onbedekt naar buiten gaan.” (Rawdat Ut-Taalibien 5/ 366-367)
6.Ibn Rislaan heeft gezegd: “De overeenstemming van de geleerden om de vrouwen te weerhouden dat ze met het gezicht onbedekt naar buiten gaan, vooral als er veel zondaren zijn.” ('Awn Ul-Ma'boed 12/ 162)
De Geleerden van de Eerste Uitspraak Zagen het Bedekken bij Fitnah als Verplicht:
1.Al-Imaam Al-Qortobie heeft gezegd: “En Ibn Khoewayz Mandaad van onze geleerden heeft gezegd: “Als de vrouw mooi is en er Fitnah gevreesd wordt van haar gezicht en handen, dan is het haar verplicht dit te bedekken. En als ze bejaard of lelijk is, is het toegestaan dat ze haar gezicht en handen onbedekt laat.”” (Al-Djaami' Li-Ahkaam Al-Qoer-aan 12/ 229)
2.Al-'Allaamah 'Abd Al-'Aziez Bin Baaz: “Als het gezicht en de handen versierd zijn met kohl en verf (zoals Henna) en dergelijke van de soorten van versieringen, dan is het onbedekt laten van beiden verboden met de Idjmaa' (consensus).” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 4/ 309)
3.Az-Zarqaanie zegt in zijn uitleg van de Moewatta van Imaam Maalik: “Omdat het toegestaan is voor een vrouw die in staat is van Ihraam dat ze haar gezicht bedekt met de intentie zichzelf te bedekken tegen het kijken van mensen. Beter gezegd: Het is verplicht als ze weet of denkt dat dit Fitnah zal teweegbrengen voor haar, of dat er naar haar wordt gekeken met genot.” (2/ 234)
4.Al-Hattaab heeft gezegd: “Weet dat als er van een vrouw Fitnah gevreesd wordt, het voor haar verplicht is dat zij haar gezicht en handen bedekt, dit zei Al-Qaadie 'Abd Al-Wahhaab en Ash-Shaykh Ahmad Zarroeq vermeldde deze van hem in Sharh Ar-Risaalah. En dit is zeer duidelijk, dit is wat verplicht is voor haar.” (Mawaahib Ul-Djaliel 1/ 499)
5.Al-'Allaamah Ahmad Ibn Ghoenaym Ibn Saalim Al-Maalikie heeft gezegd: “Behalve als ze behoort tot degenen waarvoor Fitnah wordt gevreesd, dan is het bedekken voor haar verplicht.” (Al-Fawaakih Ad-Dawaanie 1/ 431)
6.Ibn Qaasim Al-Baghdaadie heeft gezegd: “De verplichting van het bedekken van beiden in het leven is niet omdat ze 'Aurah zijn. Nee, in meeste gevallen vanwege de angst voor Fitnah.” (Al-Haashiyah 'Ala Tuhfat Ul-Muhtaadj 3/ 115)
7.Al-'Allaamah Ahmad Ad-Dardier heeft gezegd: “De 'Aurah van een vrije vrouw bij een man die vreemd voor haar is - dat wil zeggen geen Mahram van haar - is het gehele lichaam, behalve het gezicht en de handen. Wat betreft deze twee, ze zijn geen 'Aurah, en ook al is het verplicht ze te bedekken, vanwege de angst voor Fitnah.” (Djawaahir Ul-Ikliel 1/ 41)
8.Ibn Nudjaim: “Onze geleerden zeiden: De jonge vrouw wordt in onze tijd weerhouden haar gezicht onbedekt te laten bij de mannen, vanwege de Fitnah.” (Al-Bahr Ur-Raaïq 1/ 284)
9.En in “Al-Moentaqaa”: De jonge vrouw wordt weerhouden van het onbedekt laten van haar gezicht, zodat het niet tot Fitnah zal leiden. En in onze tijd is het weerhouden Waadjib, beter gezegd: Fard, vanwege de overwinnende slechtheden.” (Moedjma' Al-Anhar”1/ 81)
10.Al-'Allaamah At-Tahtaawie: “De jonge vrouw weerhouden het onbedekt te laten, vanwege de angst voor Fitnah, niet omdat het 'Aurah is.” (Al-Haashiyah 'Alaa Miraaqie Al-Falaah 161)
11.En in “Doerr Al-Moentaqaa”: “Daarom wordt zij weerhouden haar gezicht onbedekt te laten bij de mannen, vanwege de Fitnah.” (1/ 81)
12.'Alaa Ud-Dien 'Aabidien heeft gezegd: “En de jonge vrouw wordt weerhouden haar gezicht onbedekt te laten, vanwege de angst voor Fitnah.” (Al-Hadiyyah Al-'Alaaïyyah 244)
13.Al-'Allaamah Mohammed Anwar Al-Kashmierie heeft gezegd: “Het onbedekken is volgens de Maddhab toegestaan bij veiligheid tegen Fitnah. En de lateren oordeelden met het bedekken van deze, vanwege de slechte situatie van de mensen.” (Fayd Ul-Baarie 1/ 254)
14.Al-Imaam An-Nawawie heeft gezegd: “En Al-Imaam (Al-Haramain) beargumenteerde dit met de overeenstemming van de Moslims om de vrouwen te weerhouden dat ze onbedekt naar buiten gaan.” (Rawdat Ut-Taalibien 5/ 366-367)
15.Ibn Rislaan heeft gezegd: “De overeenstemming van de geleerden om de vrouwen te weerhouden dat ze met het gezicht onbedekt naar buiten gaan, vooral als er veel zondaren zijn.” ('Awn Ul-Ma'boed 12/ 162)
16.Al-'Allaamah Mohammed Ibn Saalih Al-'Oethaymien heeft gezegd: “En daarom heb ik bij een aantal van de latere (geleerden) de uitspraak gezien: Dat vanwege de grote Fitnah, de geleerden van de Moslims overeengestemd zijn over de verplichting van het bedekken van het gezicht. Zoals de schrijver van Nail Al-Awtaar vermeld heeft van Ibn Rislaan.” Totdat hij zei: “Ik zeg: Ook al zouden we zeggen dat het gezicht onbedekt laten toegestaan is, is het zo dat de religieuze verantwoordelijkheid het vergt dat we niet zeggen dat het toegestaan is in deze tijd waarin de Fitan zich hebben vermeerderd, en dat we het verbieden, vanwege de wegen die naar het verbodene leiden. Terwijl datgene wat duidelijk is van de bewijzen uit het Boek van Allaah en de Soennah van Zijn Boodschapper sallallahualaihiwase, dat het onbedekt laten van het gezicht verboden is uit zichzelf, en niet vanwege de wegen die naar het verbodene leiden. (Fataawaa 'Oelamaa Al-Balad Al-Haraam 1115-1116)
17.Al-'Allaamah 'Abd Al-'Aziez Ar-Raadjihie heeft gezegd: “De geleerden zijn overeengestemd dat in tijden van Fitnah het gezicht bedekken verplicht is. Zelfs zij die het toestaan dat het gezicht onbedekt blijft, ze zeggen: Bij Fitnah is het bedekken van het gezicht verplicht. En zijn er grotere Fitan dan die van deze tijd?” (Website van de Shaykh: www.sh-rajhi.com)
Hierbij weet men dat het onbedekken van het gezicht verboden is, ook al waren er geen andere bewijzen. Want de geleerden zijn overeengestemd dat het kijken naar een vrouw met gevoelens verboden is, en ook omgekeerd. En als het zo is dat de mannen hun ogen niet neerhouden, of daarvoor wordt gevreesd, dan is de enige manier om het kwade te verhinderen, dat de vrouw haar gezicht bedekt. Dit is zeer duidelijk, Walhamdoelillaah. En daarnaast hebben sommige geleerden aangegeven dat er een Idjmaa' 'Amalie heeft plaatsgevonden onder de vrouwen van de gelovigen, met betrekking tot het bedekken van de gezichten, en Allaah de Verhevene weet het best.
Al-Imaam Moeslim levert over in zijn Sahieh van de Boodschapper van Allaah en de rest van de gelovige vrouwen. (Madjmoe' Ul-Fataawaa 5/ 230-231
Allaah de Verhevene heeft gezegd: “Het is geen zonde voor hen (dat zij zich niet bedekken) voor hun vaders, of hun zonen, of hun broers, of hun broer's zonen, of hun zussen's zonen, of hun eigen (gelovige) vrouwen, of hun slaven. En O vrouwen, vrees Allaah. Voorzeker, Allaah is over alles Getuige.” (Al-Ahzaab 33: 55)
10.Al-Haafidh Ibn Kathier heeft gezegd: “Nadat de Verhevene de vrouwen gebood met de Hidjaab tegenover de vreemde mannen, maakte Hij duidelijk dat het niet verplicht is te bedekken tegenover deze verwanten, zoals Hij hen heeft uitgezonderd in Soerat An-Noer, bij Zijn Woorden: "En dat zij hun Zienah (schoonheden) niet tonen, behalve aan hun echtgenoten, of hun vaders, of de vaders van hun echtgenoten, of hun zonen, of de zonen van hun echtgenoten, of de zonen van hun zussen, of hun eigen (gelovige) vrouwen." tot het einde.” (Tafsier Ul-Qoer-aan Al-'Adhiem 6/ 456)
11.Al-Imaam Ash-Shawkaanie, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “Voor deze (verwanten), is het voor de echtgenoten van de Boodschapper van Allaah salla Allaahoe 'alaihi wa sallam en de andere vrouwen niet verplicht om henzelf van hen te bedekken.” (Fath Ul-Qadier 4/ 298)
Hoofdstuk 2
Allaah de Verhevene zegt: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen. Dit is beter, zodat zij bekend zullen zijn en niet lastig gevallen worden, en Allaah is de Vergevende, de Genadevolle.” (Al-Ahzaab 33: 59)
Op gezag van Oem Salamah, dat ze heeft gezegd: “Nadat ”Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” werd neergedaald, gingen de vrouwen van de Ansaar naar buiten alsof er op kraaien op hun hoofden waren, vanwege de kleding.” Overgeleverd door Aboe Daawoed. Sahieh verklaard door Al-Albaanie in “Sahieh Abie Daawoed” (4101).
Djilbaab
Djalaabieb: Meervoud van Djilbaab.
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “De Djilbaab is de Moelaa-ah, en dat is wat Ibn Mas'oed en anderen de Ridaa noemen. En de gewonen mensen noemen het de Izaar. Het is de grote Izaar die haar hoofd en gehele lichaam bedekt. 'Abiedah en anderen hebben aangegeven dat zij die van boven haar hoofd naar beneden brengt, ze toont niets, behalve één oog. En van zijn soort is de Niqaab.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/68)
Ibn Djarier levert over in zijn Tafsier: “'Alie vertelde mij, hij zei: Aboe Saalih vertelde ons, hij zei: Moe'aawiyah vertelde mij, op gezag van 'Alie, op gezag van Ibn 'Abbaas, over Zijn Woorden: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” “Allaah gebood de vrouwen van de gelovigen, als ze voor iets hun woningen verlaten: Dat ze van boven hun hoofden met de Djalaabieb hun gezichten bedekken en één oog tonen.””
Sommigen hebben deze overlevering zwak verklaard, omdat 'Alie Ibn Abie Talhah niet heeft gehoord van Ibn 'Abbaas, en vanwege 'Abdallaah Ibn Saalih.
'Alie Ibn Abie Talhah
Al-Haafidh Adh-Dhahabie heeft gezegd: “Hij nam de Tafsier van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn met beiden, via Moedjaahid. Hij vermeldt Moedjaahid niet, hij stuurt hem meteen door naar Ibn 'Abbaas.” (Miezaan Ul-I'tidaal 3/ 134)
Al-Haafidh As-Suyootie heeft gezegd: “In de Tafsier is er zo veel overgeleverd van Ibn 'Abbaas, dat het niet te tellen is. En daarin zijn verschillende overleveringen en wegen. Van onder zijn beste is de weg van 'Alie Ibn Abie Talhah Al-Haashimie. Over deze heeft Ahmad Ibn Hanbal gezegd: “In Egypte is een Sahiefah van Tafsier die 'Alie Ibn Abie Talhah heeft overgeleverd. Als iemand daarvoor naar Egypte zou reizen, zou dat niet veel zijn.” Aboe Dja'far heeft het in zijn Naasikh overgeleverd. Ibn Hadjar heeft gezegd: En deze Nuskah was bij Aboe Saalih, de schrijver van Al-Laith. Hij is overgeleverd door Moe'aawiyah Ibn Saalih, op gezag van 'Alie Ibn Abie Talhah, op gezag van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn met beiden. Hij is bij Al-Boekhaarie op gezag van Aboe Saalih, en hij gebruikte deze veel in zijn Sahieh, wat hij Ta'lieq vermeldt van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn met beiden. Ibn Djarier, Ibn Abie Haatim en Ibn Al-Moendhir hebben ervan overgeleverd met tussenpersonen tussen hen en Aboe Saalih. En sommige mensen zeiden: Ibn Abie Talhah heeft van Ibn 'Abbaas geen Tafsier gehoord, moge Allaah tevreden zijn met beiden, hij heeft deze alleen genomen van Moedjaahid of Sa'ied Ibn Djubair. Ibn Hadjar zei: Nadat je de tussenpersoon kent en die betrouwbaar is, kan het geen kwaad.” (Al-Ietqaan 2/ 241)
Al-Haafidh Ibn Hadjar heeft gezegd: “En op de weg van: Moe'aawiyah Ibn Saalih, op gezag van 'Alie Ibn Abie Talhah, op gezag van Ibn 'Abbaas. 'Alie is betrouwbaar en heeft Ibn 'Abbaas niet ontmoet, maar hij heeft alleen van zijn betrouwbare collega's genomen. Vanwege dit waren Al-Boekhaarie en Ibn Abie Haatim gewend van deze Nuskhah te nemen.” (Al-'Udjaab Fie Bayaan Al-Asbaab 57-58)
Aboe Saalih, 'Abdallaah Ibn Saalih
Aboe Zoer'ah heeft gezegd: “Hij is bij mij niet iemand die expres liegt en hij was goed in Hadieth.”
Ibn Hibbaan heeft gezegd: “Hij was zelf betrouwbaar. De Manaakier in zijn overleveringen kwamen alleen door een buur van hem. Ik heb Ibn Khoezaymah horen zeggen: Hij had een buur en tussen beiden was vijandschap, hij verzon overleveringen op naam van de Shaykh van Aboe Saalih, die hij schreef met een handschrift lijkend op die van 'Abdallaah en gooide die in zijn huis tussen zijn boeken. 'Abdallaah zou dan denken dat het zijn handschrift was, en ervan overleveren.”
Ibn 'Adie heeft gezegd: “Bij mij is hij correct in Hadieth, behalve dat in zijn overleveringsketens en teksten fouten voorkomen, maar hij deed het niet expres.”
Al-Haafidh Adh-Dhahabie heeft gezegd: “En Al-Boekhaarie heeft volgens hetgene wat correct is van hem overgeleverd in zijn Sahieh, maar hij verbergt hem, door te zeggen: Abdallaah heeft ons verteld, zonder bijnamen te vermelden, en dat is hem. Ja, Al-Boekhaarie vermeldde hem in een Ta'lieq overlevering, en zei daarin: Al-Laith Ibn Sa'd heeft gezegd: Dja'far Ibn Rabie'ah heeft mij verteld, daarna zei hij aan het einde van de Hadieth: Abdallaah Ibn Saalih heeft mij verteld: Al-Laith heeft ons verteld, en vermeldde hem dus.” (Zie Miezaan Ul-I'tidaal 2/ 440-442)
De volgende overleveringen getuigen ervoor:
Ibn Djarier levert over in zijn Tafsier: “Ya'qoeb vertelde mij, zeggende: Ibn 'Ulaiyyah heeft ons verteld, op gezag van Ibn 'Aun, op gezag van Mohammed, op gezag van 'Abiedah, over de Woorden van de Verhevene: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Ibn 'Aun toonde het ons met zijn kleding, hij zei: Mohammed toonde het ons met zijn kleding, Mohammed zei: Abiedah toonde het mij met zijn kleding. Ibn 'Aun liet zien met zijn Ridaa door Taqannoe' te doen: Hij bedekte daarmee zijn neus en linkeroog en liet zijn rechteroog zien. En bracht zijn kledingstuk van boven naar beneden, totdat hij die bij zijn wenkbrauw bracht of op zijn wenkbrauw.” Deze overlevering is Sahieh.
Hij levert over: “Ya'qoeb heeft mij verteld, hij zei: Hashiem heef ons verteld, hij zei: Hishaam heeft ons geïnformeerd, op gezag van Ibn Sierien, hij zei: “Ik vroeg 'Abiedah over Zijn Woorden: “Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Hij toonde door middel van zijn kleding: Hij bedekte zijn hoofd en gezicht, en verwijderde zijn kleding van één van zijn ogen.”” Sahieh.
En hij levert over: “Bishr heeft ons verteld, hij zei: Yazied heeft ons verteld, hij zei: Sa'ied heeft ons verteld, op gezag van Qataadah, Zijn Woorden: “Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen.” “Allaah heeft het op hun verplicht gesteld dat als naar buiten gaan, Taqannoe' doen over de wenkbrauwen (d.w.z. Het gezicht bedekken). “Dit is beter, zodat zij bekend zullen zijn en niet lastig gevallen worden.” De geheerste vrouw (slavin), als zij langsliep zouden ze lastig vallen. Daarom verbood Allaah de vrije vrouwen dat ze lijken op de slavinnen.”” Zijn Isnaad is Sahieh.
De Moefassirien die het Vers Hebben Uitgelegd met het Bedekken van het Gezicht
1.Al-Imaam Ibn Djarier At-Tabarie heeft gezegd: “De Verhevene zegt tegen Zijn Profeet Mohammed salla Allaahoe 'alaihi wa sallam: “Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen” dat ze met hun kleding niet op de slavinnen lijken. Want die verlieten hun woningen voor hun behoeftes, terwijl ze hun haren en gezichten onbedekt lieten. Maar dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbengen, zodat geen zondaar ze lastig zal vallen met slechte woorden als hij weet dat ze vrije vrouwen zijn.” (Djaami' Ul-Bayaan 20/ 324)
2.Aboe Bakr Al-Djassaas heeft gezegd: “In dit Vers zit bewijs dat de jonge vrouw bevolen is haar gezicht te bedekken tegenover vreemde mannen. En dat ze bij het verlaten van de woning bedekking en kuisheid toont, zodat de mensen van twijvels geen hoop in hen zullen hebben. En daarin zit bewijs dat de slavin niet verplicht is haar gezicht en haren te bedekken, omdat de Woorden van de Verhevene: ”En de vrouwen van de gelovigen” wat daarvan blijkt is dat Hij de vrije vrouwen bedoelt. En zo is het overgeleverd in de Tafsier: Zodat ze niet lijken op de slavinnen, die niet geboden zijn het hoofd en het gezicht te bedekken. Hij maakte het bedekken een onderscheid, waardoor de vrije vrouwen herkend worden van de slavinnen.” (Ahkaam Ul-Qoer-aan (5/ 245)
3.Aboe Ishaaq Ath-Tha'labie An-Naysaaboerie heeft gezegd: “De Verhevene heeft gezegd: ”O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Dat wil zeggen dat ze hun buitenkleding neebrengen, en daarmee Taqannoe' doen en hun gezichten en hoofden bedekken, zodat het bekend zal zijn dat ze vrije vrouwen zijn en niemand hen lastig zal vallen.” (Al-Kashf Wa-l Bayaan 8/ 64)
4.Al-Waahidie heeft gezegd: “De Moefassirien hebben gezegd: Ze bedekken hun gezichten en hoofden, behalve één oog, zodat het bekend zal zijn dat ze vrije vrouwen zijn en niet worden lastig gevallen.” (Fath Ul-Qadier 4/ 304)
5.Aboe-l Moedhaffar As-Sam'aanie heeft gezegd: “En de Woorden van de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Dat wil zeggen dat ze zich bekleden met de Djalaabieb. En de Djilbaab is de Ridaa. Het is de Moelaa-ah waar de vrouw zich mee bekleedt boven de Dir' en Khimaar. 'Abiedah As-Salmaanie heeft gezegd: De vrouw bedekt zichzelf met haar Djilbaab: Ze bedekt haar hoofd, gezicht en de rest van haar lichaam, behalve één van haar ogen.” (Tafsier Ul-Qoer-aan 4/ 306-307)
6.'Imaad Ud-Dien At-Tabarie zegt in zijn Tafsier: “”O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” De Djilbaab is de Ridaa. Hij heeft ze geboden hun gezichten en hoofden te bedekken, en heeft dit niet verplicht gesteld op de slavinnen.” (4/135)
7.Al-Baghawie zegt in zijn Tafsier: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” Meervoud van Djilbaab en dat is de Moelaa-ah, waarmee de vrouw zichzelf bekleedt boven de Dir' en de Khimaar. Ibn 'Abbaas en Aboe 'Oebaydah hebben gezegd: De vrouwen van de gelovigen werden geboden hun hoofden en gezichten te bedekken met de Djalaabieb, behalve één oog, zodat het bekend zal zijn dat ze vrije vrouwen zijn.” (3/ 376)
8.Az-Zamakhsharie heeft gezegd: ”En de betekenis van: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbengen” is dat zij die over henzelf neer brengen, en hun gezichten en buitenkleding ermee bedekken. Er wordt gezegd als de kledingstuk wegschuift van het gezicht van de vrouw: Breng jouw kledingstuk neer over jouw gezicht.” (Al-Kashaaf 3/ 274)
9.Ibn 'Atiyyah Al-Andalusie heeft gezegd: “De Djilbaab is een kledingstuk die groter is dan de Khimaar. Er werd overgeleverd van Ibn 'Abbaas en Ibn Mas'oed dat het de Ridaa is. De mensen verschilden over de manier waarop het naar beneden wordt gebracht. Ibn 'Abbaas en 'Abiedah As-Salmaanie zeiden: De vrouw kleedt zich ermee, totdat van haar niets te zien is, behalve één oog om mee te zien. En Ibn 'Abbaas zei ook, en Qataadah: Ze kleedt het boven de wenkbrauw en omwikkelt het, daarna brengt zij het over haar neus, ook al zijn haar ogen te zien, maar het bedekt de borst en het grootste gedeelte van het gezicht.” (Al-Moeharrar Al-Wadjiez 13/ 100)
10.Al-Qortobie heeft gezegd: “Omdat bij de Arabische vrouwen het onbedekken de gewoonte was - ze lieten hun gezichten onbedekt, zoals de slavinnen dat doen, wat ervoor zorgde dat mannen naar ze keken en gedachten deed voortbrengen over hen - gebood Allaah Zijn Boodschapper sallallahualaihiwase dat hij ze gebiedt dat zij de Djalaabieb over henzelf heen brengen als ze naar buiten wilden gaan voor hun behoeftes.”
Daarna zei hij: “Djalaabieb is de meervoud van Djilbaab. Het is een kledingstuk die groter is dan de Khimaar. En er is overgeleverd van Ibn 'Abbaas en Ibn Mas'oed dat het de Ridaa is. En er werd gezegd: Het is de Qinaa'. Het correcte is dat het de kledingstuk is die het gehele lichaam bedekt.” (Al-Djaami' Li-Ahkaam Al-Qoer-aan 14/ 243)
11.Al-Baidaawie heeft gezegd: “”Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neebrengen.” Met hun buitenkleding, hun gezichten en lichamen bedekken, als ze voor iets naar buiten gaan.” (Anwaar Ut-Tanziel 4/ 280)
12.An-Nasafie heeft gezegd: “En de betekenis van: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” is dat zij die over henzelf neer brengen en hun gezichten en buitenkleding ermee bedekken. Er wordt gezegd als de kledingstuk van het gezicht van de vrouw weg schuift: Laat jouw kledingstuk neerdalen over jouw gezicht.” (Madaarik Ut-Tanziel 3/ 455)
13.Ibn Djazie Al-Kalbie heeft gezegd: “Het was de gewoonte bij de vrouwen van de Arabieren dat ze hun gezichten onbedekt lieten, zoals de slavin dat doet. En dit zorgde ervoor dat mannen naar ze keken, daarom gebood Allaah hen dat ze de Djalaabieb over henzelf neer brengen en daarmee hun gezichten bedekken.” (At-Tashiel Li'uloem At-Tanziel 3/ 144)
14.Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “Voordat het Vers van de Hidjaab werd geopenbaard, gingen de vrouwen naar buiten zonder Djilbaab, de man zag haar gezicht en haar handen. Toen was het haar toegestaan dat zij het gezicht en de handen toont, en was het toegestaan om er naar te kijken, omdat het toegestaan was het te tonen. Daarna, nadat Allaah de Majestueuze het Vers van de Hidjaab openbaarde met Zijn Woorden: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neebrengen” bedekten de vrouwen zich van de mannen.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/ 68)
15.Aboe Hayyaan Al-Andalusie heeft gezegd: “Over henzelf” omvat hun gehele lichamen. Of “Over henzelf” over hun gezichten, omdat datgene wat van hen toonbaar was in de Djaahiliyyah het gezicht was.” (Al-Bahr Al-Mohiet 7/ 240)
16.Al-Haafidh Ibn Kathier zegt in zijn Tafsier: “'Alie Ibn Abie Talhah heeft gezegd, op gezag van Ibn 'Abbaas: “Allaah gebood de vrouwen van de gelovigen, dat als ze voor iets hun woningen verlaten: Dat ze van boven hun hoofden, hun gezichten bedekken met de Djalaabieb, en één oog tonen.”
En Mohammed Ibn Sierien heeft gezegd: “Ik vroeg 'Abiedah As-Salmaanie over de Woorden van Allaah de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neebrengen.” Hij bedekte zijn gezicht en hoofd, en toonde zijn linkeroog.”” (6/ 481-482)
17.Al-Biqaa'ie heeft gezegd: ““Neebrengen” dat wil zeggen dichtbij brengen. “Over henzelf” Dat wil zeggen over hun gezichten en hun gehele lichamen, ze laten daarvan niets onbedekt.” (Nadhm Ud-Durar 15/ 411)
18.Al-Haafidh As-Suyootie heeft gezegd: “Dit is het Vers van de ?idjaab voor de rest van de vrouwen, daarin zit een verplichting het hoofd en het gezicht over zich heen te bedekken.” ('Awn Ul-Ma'boed Sharh Soenan Abie Daawoed 12/ 158)
19.In “Tafsier Ul-Djalaalain”: “Dat wil zeggen: Dat ze een deel daarvan over de gezichten neer laten dalen - als ze naar buiten gaan voor hun behoeftes - behalve één oog.” (560)
20.Al-Khatieb Ash-Sharbienie: “Neebrengen” Dichtbij brengen. “Over henzelf” Dat wil zeggen over hun gezichten en over hun gehele lichamen, ze laten daarvan niets onbedekt.” (As-Siraadj Ul-Moenier 3/ 271)
21.Aboe Us-Su'oed: “Dat wil zeggen dat ze daarmee hun gezichten en lichamen bedekken als ze om een bepaalde reden naar buiten gaan.” (Irshaad Al-'Aql As-Saliem 7/ 115)
22.Al-'Allaamah Ismaa'iel Al-Barsawie zegt in zijn Tafsier: “De betekenis is dat zij daarmee hun gezichten en lichamen bedekken bij het verlaten van hun woningen voor een zaak, en dat ze niet met het gezicht en lichaam onbedekt naar buiten gaan, zoals de slavinnen, en zodat de dwazen hen niet lastig zullen vallen, denkend dat ze slavinnen zijn.” (7/ 240)
23.Al-'Allaamah Al-Aloesie: Wat blijkt is dat de bedoeling van: “Over henzelf” over hun gehele lichaam is. En er werd gezegd over hun hoofden of over hun gezichten, omdat het gezicht datgene was wat in de Djaahiliyyah toonbaar was.” (Rawh Ul-Ma'aanie 22/ 89)
24.Al-'Allaamah 'Abd Ar-Rahmaan Ibn Naasir As-Sa'die heeft gezegd: “Dat wil zeggen: Dat ze hun gezichten en borsten bedekken.” (Tafsier Ul-Kariem Ar-Rahmaan 1/ 672)
25.Al-'Allaamah Mohammed Al-Amien Ash-Shinqietie heeft gezegd: “Tot de bewijzen van de Qoer-aan voor de ?idjaab van de Moslim vrouw en dat zij haar gehele lichaam bedekt - zelfs haar gezicht - zijn de Woorden van de Verhevene: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Meer dan één van de geleerden heeft gezegd: De betekenis van “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” is dat ze daarmee hun gehele gezichten bedekken en niets te zien blijft van hen, behalve één oog om ermee te zien. En tot degenen die dit zeiden behoren: Ibn Mas'oed, Ibn 'Abbaas, 'Abiedah As-Salmaanie en anderen.
Als er wordt gezegd: De Woorden uit het edele Vers, en dat zijn de Woorden van de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” taalkundig hoeft het niet zo te zijn dat zijn betekenis inhoudt dat het gezicht wordt bedekt, noch is er bewijs gekomen uit de Qoer-aan of de Soennah of Idjmaa' dat aangeeft dat het zo is. En de uitspraak van sommige Moefassirien: Het wordt verreist, wordt tegengegaan door sommigen: Het is wordt niet verreist, en hierbij wordt de bewijsvoering van het Vers ongeldig, betreft de verplichting van het bedekken van het gezicht.
Het Antwoord: Dat in het edele Vers een duidelijke maatstaf is die aanduidt dat de Woorden van Allaah de Verhevene daarin: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen”, onder zijn betekenis valt dat ze hun gezichten bedekken door de Djalaabieb over haarzelf neer te brengen. De vermeldde maatstaf zijn de Woorden van de Verhevene: ”Zeg tegen jouw echtgenoten.” De verplichting van het bedekken van zijn echtgenoten en dat ze hun gezichten bedekken, daar is geen verschil over onder de Moslims. Doordat de echtgenoten vermeld zijn met de dochters en de vrouwen van de gelovigen, duidt dit op de verplichting van het bedekken van de gezichten door de Djalaabieb neer te brengen, zoals je ziet.” (Adwaa Ul-Bayaan 6/ 586)
Hoofdstuk 3
De Woorden van Allaah de Verhevene: “En vertel de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerhouden (van het kijken naar verboden zaken) en over hun geslachtsdelen waken. En dat zij hun Zienah (schoonheden) niet tonen, behalve wat daarvan toonbaar is.” (An-Noer 24: 31)
Al-Haafidh Ibn Kathier heeft gezegd: “Dat wil zeggen: Dat ze niets van de Zienah aan de vreemde mannen tonen, behalve wat niet te verbergen is. Ibn Mas'oed heeft gezegd: Zoals de Ridaa en de buitenkleding. Dat wil zeggen: Wat de Arabische vrouwen droegen van de buitenkleding en wat te zien valt onder de buitenkleding, er is geen zonde voor haar hierin, omdat het haar niet mogelijk is dit te verbergen. Het is net zoals wat te zien is van de vrouw's onderkleding, en wat niet te verbegen is. Met de woorden van Ibn Mas'oed zei: Al-Hasan, Ibn Sierien, Aboe-l Djawzaa, Ibraahiem An-Nakha'ie en anderen.
En Al-A'mash heeft gezegd, op gezag van Sa'ied Ibn Djubair, op gezag van Ibn 'Abbaas: “En dat zij hun Zienah niet tonen, behalve wat daarvan toonbaar is.” Hij zei: Haar gezicht, haar handen en de ring. En er werd ongeveer hetzelfde overgeleverd van: Ibn 'Oemar, 'Ataa, 'Ikrimah, Sa'ied Ibn Djubair, Aboe Ash-Sha'thaa, Ad-Dahhaak, Ibraahiem An-Nakha'ie en anderen.” (Tafsier Ul-Qoer-aan Al-'Adhiem 6/ 45)
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “De Selef verschilden over de toonbare Zienah in twee uitspraken: Ibn Mas'oed en zij die met hem overeenkwamen zeiden: De buitenkleding. En Ibn 'Abbaas en zij die met hem overeenkwamen zeiden: Dat is in het gezicht en de handen, zoals: de kohl en de ring. En volgens deze twee uitspraken verschilden de Foeqahaa (jurisprudentiegeleerden) omtrent het kijken naar een vreemde vrouw. Er werd gezegd: Het is toegestaan zonder gevoelens naar haar gezicht en handen te kijken. Dit is de Maddhab van Aboe Haniefah en Ash-Shaafi'ie, en een uitspraak in de Maddhab van Ahmad. En er werd gezegd: Het is niet toegestaan. En dit is het bekende in de Maddhab van Ahmad, want alles van haar is 'Aurah zelfs haar vingernagel en het is de opinie van Maalik.
En de werkelijkheid is: Dat Allaah de Zienah verdeeld heeft in twee soorten Zienah: De toonbare Zienah en de Zienah die niet toonbaar is. En Hij heeft het haar toegestaan dat ze haar toonbare Zienah toont aan iemand buiten haar echtgenoot en de Mahaarim (vader, zoon, broer, etc.). Voordat het Vers van de Hidjaab werd geopenbaard, gingen de vrouwen naar buiten zonder Djilbaab, de man zag haar gezicht en handen. Toen was het haar toegestaan dat zij het gezicht en de handen toont, en was het toegestaan om ernaar te kijken, omdat het toegestaan was het te tonen. Daarna nadat Allaah de Majestueuze het Vers van de Hidjaab openbaarde met Zijn Woorden: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” bedekten de vrouwen zich van de mannen.”
Totdat hij zei: “Als ze geboden zijn met de Djilbaab, zodat ze niet herkend worden, en dat is het bedekken van het gezicht of het gezicht bedekken met de Niqaab, behoren het gezicht en de handen tot de schoonheden waarmee zij geboden is die niet te tonen aan vreemde mannen. Er bleef voor de mannen niets toegestaan om naar te kijken, behalve de buitenste kledingstuk. Ibn Mas'oed vermeldde de laatste van de twee zaken en Ibn 'Abbaas vermeldde de eerste van de twee zaken.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/ 68-69)
Al-Qaadie Abie Ya'laa, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “De eerste uitspraak is de meest correcte. En dat is wat Ahmad heeft vermeld, hij heeft gezegd: “De toonbare Zienah is de buitenkleding. En alles van haar is 'Aurah, zelfs de vingernagel.” Dit vergt het verbod om zonder reden naar iets van de vreemde vrouwen te kijken. Als het is vanwege een reden, bijvoorbeeld dat hij met haar wil trouwen of tegen haar getuigen, dan kijkt hij in beide situaties alleen naar het gezicht. Wat betreft het kijken naar haar zonder reden, dan is dit niet toegestaan, niet met gevoelens, noch zonder, en of het nou het gezicht is, of de handen, of iets anders van het lichaam.” (Zaad Ul-Masier)
Antwoord op de Tafsier van Ibn 'Abbaas en zij die hetzelfde zeiden van de Selef:
1.Al-Haafidh Ibn Radjab Al-Hanbalie heeft gezegd in zijn “Fath Al-Baarie” (2/ 346): “'Abiedah As-Salmaanie heeft de Woorden van Allaah de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” uitgelegd met dat zij die van boven haar hoofd naar beneden brengt, ze toont niets, behalve haar oog. Dit was na de openbaring van de Hidjaab. Voor de Hidjaab vertoonden zij zich zonder Djilbaab en werd er van de vrouw haar gezicht en handen gezien, en dit was wat van haar toonbaar was van de Zienah, met betrekking tot de Woorden van de Verhevene: “En dat zij hun Zienah niet tonen, behalve wat daarvan toonbaar is.” Daarna werd zij geboden haar gezicht en handen te bedekken.”
Al-'Allaamah Abd Al-'Aziez Bin Baaz heeft gezegd: “En wat overgeleverd is van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn over beiden, dat hij: “Behalve wat daarvan toonbaar is” heeft uitgelegd met het gezicht en de handen, dan is de betekenis daarvan: De situatie van de vrouwen voor de openbaring van het Vers van de Hidjaab. Daarna heeft Allaah het voor hen verplicht gesteld alles te bedekken, zoals reeds is voorbij gegaan in de Edele Verzen van Soerat Al-Ahzaab en anderen.
En wat bewijst dat Ibn 'Abbaas dit bedoelde, is wat 'Alie Ibn Abie Talhah op zijn gezag heeft overgeleverd, dat hij heeft gezegd: “Allaah gebood de vrouwen van de gelovigen, dat als ze voor iets hun woningen verlaten: Dat ze van boven hun hoofden, hun gezichten bedekken met de Djalaabieb, en één oog tonen.” Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah en andere bezitters van kennis en nauwkeurigheid hebben dit aangegeven. En het is de waarheid, waar geen twijvel over is.” (Hoekm Us-Sufoer)
2.Al-Haafidh Ibn Kathier heeft gezegd: “Het zou kunnen zijn dat dit Tafsier is van de Zienah die ze verboden zijn te tonen.” (Tafsier Ul-Qoer-aan Al-'Adhiem 6/ 45)
De betekenis zou dan zijn: En dat ze hun Zienah niet tonen: Het gezicht, de kohl, de handen en de ring, behalve wat daarvan toonbaar is: De buitenkleding.
3.De Zienah die van haar te zien is, als ze thuis is met haar Mahaarim: Ibn Djarier levert over, op gezag van Ibn 'Abbaas: “De toonbare Zienah: Het gezicht, de kohl op de ogen, de verf op het hand en de ring. Deze toont zij in haar woning aan degenen van de mensen die bij haar binnen komen.” Zie voor zijn Isnaad, de overlevering van de Djilbaab.
4.Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “Het is bekend dat de Zienah die in de meeste situaties zonder de wil van de vrouw is te zien, de buitenkleding is. Wat betreft het lichaam, het is haar mogelijk deze te tonen en het is haar mogelijk deze te bedekken. De verwijzing van de toonbaarheid naar de Zienah is bewijs dat deze te zien is zonder een handeling van de vrouw. En dit allemaal is bewijs dat datgene wat toonbaar is van de Zienah, de buitenkleding is. Ahmad heeft gezegd: “De toonbaare Zienah is de kleding.” En hij heeft gezegd: “Alles van de vrouw is 'Aurah, zelfs haar vingernagel.” En er is overgeleverd in een overlevering: “De vrouw is 'Aurah.” En dit omvat alles van haar.” (Sharh Ul-'Oemdah 4/ 267-268)
Al-'Allaamah Mohammed Ibn Saalih Al-'Oethaymien, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “Allaah de Verhevene verbood het tonen van de schoonheden in zijn algemeen, behalve wat daarvan toonbaar is. En dat is datgene wat zowiezo getoond moet worden, zoals de buitenste kledingstuk. En daarom heeft Hij gezegd: “Behalve wat daarvan toonbaar is.” Hij zei niet: Wat zij daarvan tonen.” (Risaalat Ul-Hidjaab)
Conclusie: Shaykh Ul-Islaam heeft gezegd: “Het gezicht, de handen en de voeten, het is haar niet toegestaan dezen aan vreemde mannen te tonen, volgens de meest correcte van de twee uitspraken, tot in tegenstelling wat voor de afschaffing was. Beter gezegd: Ze toont niets, behalve de kleding. (Hidjaab Ul-Mar-ah Wa Libaasoehaa Fie-Salaah)
De Woorden van Allaah: “En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen. En dat ze hun Zienah niet tonen, behalve aan hun echtgenoten, of hun vaders, of de vaders van hun echtgenoten, of hun zonen, of de zonen van hun echtgenoot, of hun broers, of de zonen van hun broers, of de zonen van hun zussen.” Het Vers. (An-Noer 24: 31)
Aboe Daawoed levert over op gezag van 'Aaïshah, moge Allaah tevreden over haar zijn, dat ze heeft gezegd: “Moge Allaah de eerste vrouwen Emigranten genadig zijn. Nadat Allaah: “En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen” had geopenbaard: Scheurden ze hun kleding en bedekten zichzelf daarmee.” En overgeleverd door Al-Boekhaarie.
Khimaar
Khumur: Meervoud van Khimaar.
Al-Haafidh Ibn Hadjar: “Waarmee de vrouw haar hoofd bedekt.” (Fath Ul-Baarie 10/ 296)
En hij heeft gezegd: “En daarvan komt de Khimaar van de vrouw, omdat het haar gezicht bedekt.” (Fath Ul-Baarie 10/ 48)
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “De Khumur die het hoofd, gezicht en nek bedekt. En de Djalaabieb, datgene wat boven de hoofden naar beneden worden gebracht, totdat er van degene die ze aantrekt niets te zien is, behalve beide ogen.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/ 92)
Al-'Allaamah 'Abd Al-'Aziez Bin Baaz zegt in zijn Fataawaa (5/ 227): ““En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen” is duidelijk voor het naar beneden brengen van de Khimaar, van het hoofd naar de borst. Dit is omdat het gezicht deel uitmaakt van het hoofd die verplicht bedekt moet worden: Volgens het verstand, Wetkundig en volgens het begrip.
Er is geen enkele bewijs in de Arabische taal die het gezicht uit het begrip “Hoofd” neemt. Zoals er ook geen tekst is gekomen in de Qoer-aan en de Soennah die hem daaruit haalt of uitzondert, noch uit het begrip van beiden.
En zijn uitzondering volgens sommigen - en hun beweringen - dat het niet de bedoeling is in de algemeenheid van het bedekken, wordt verworpen door de Wetkundige en taalkundige begrip en verweerd door de woorden van de resterende geleerden van de Selef en de lateren.
Zoals het ook verworpen wordt door twee stelregels die de geleerden van Al-Oesool en Moestalah Al-Hadieth hebben verduidelijkt:
1.De eerste van de twee: Dat de Hoeddjah van de bevestiging voorrang krijgt op de Hoeddjah van de ontkenning.
2.De tweede: Dat als een Moebieh en Haadhir tegen elkaar lopen, de Haadhir voorang krijgt op de Moebieh.”
Djaib
Djuyoeb: Meervoud van Djaib.
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “De Djaib is een opening aan de lengte van de Qamies, als de vrouw de Khimaar over de Djaib zet, heeft ze haar nek bedekt.” (Madjmoe' Ul-Fataawa 15/ 216)
Al-'Allaamah Saalih Al-Fawzaan heeft gezegd: “De Woorden van De Verhevene: “En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen.” Allaah gebood de vrouwen dat zij hun Khumur - dat zijn de bedekkers van de hoofden - over de openingen van hun Djuyoeb brengen. Zodat zij hiermee wat te zien is van hun bovenborst bedekken. En dat bedekent ook dat ze het gezicht bedekken, want als de Khimaar van de bovenkant van het hoofd naar beneden wordt gebracht om de bovenborst te bedekken, komt hij langs en over het gezicht”. (Al-Moentaqaa 1340)
De Hidjaab En de Bewijzen voor het Bedekken van het Gezicht
In de Naam van Allaah de Barmhartige, de Genadevolle
En de Salaat en de Salaam van Allaah zij over onze Profeet Mohammed, zijn Metgezellen en zij die hen in leiding volgen. Vervolgens:
Weet - moge Allaah je genadig zijn - dat de Hidjaab van de Moslima een onderwerp is waar de Moslim geleerden over verschilden in twee uitspraken:
De eerste: Het gezicht en de handen (en de voeten) van een vrouw zijn geen 'Aurah, het bedekken van dezen is niet verplicht, maar wel aanbevolen en ze wordt ervoor beloond.
De tweede uitspraak: De vrouw is geheel 'Aurah, ze is verplicht alles te bedekken, inclusief de handen en het gezicht. En dit is de correcte uitspraak, zoals we zullen aantonen.
Ze waren allen overeengestemd dat het bedekken van het gezicht beter is, ze verschilden alleen omtrent zijn verplichting. Behalve voor de Moeders van de Gelovigen, de vrouwen van de Boodschapper van Allaah salla Allaahoe 'alaihi wa sallam. Voor hen was het verplicht hun gezichten en gehele lichamen te bedekken, zonder verschil van opinie hierover.
Hoewel de Moslims verschilden over het bedekken, was de situatie in de Islamitische gebieden dat de vrouwen niet onbedekt hun woningen verlieten. Integendeel, ze bedekten hun gezichten voor een periode die langer dan 1300 jaar heeft voortgeduurd: Sinds het gebod op de Hidjaab in het vijfde jaar van de Hidjrah tot aan het begin van de 20e eeuw. Het onbedekken begon voornamelijk na de val van de Ottomaanse staat, nadat deze werd verdeeld en gekolonisieerd. Met de steun van de bezetter, werd er opgeroepen tot de emancipatie van de vrouw, zoals dat wordt genoemd. Het onbedekken begon in Egypte en verspreidde over de Islamitische wereld, totdat het zover kwam dat de bedekking van het gezicht werd verwijderd en daarna van andere lichaamsdelen.
1.Aboe Haamid Al-Ghazzaalie heeft gezegd: “Het is nog steeds zo door de tijden heen: Dat de mannen hun gezichten onbedekt laten en dat de vrouwen bedekt met de Niqaab naar buiten gaan.” (Ihyaa 'Uloem Ud-Dien 1/ 729)
2.Aboe Hayyaan Al-Andalusie: ”En zo is ook de gewoonte in de steden van Andalusië: Er is niets van de vrouwen te zien, behalve één oog van haar.” (Al-Bahr Al-Mohiet 7/ 250)
3.Al-Haafidh Ibn Hadjar heeft gezegd: “Het is nog steeds de gewoonte van de vrouwen - verleden en heden - dat ze hun gezichten bedekken van vreemde mannen.”
En een aantal pagina's verderop: “De voortdurende handeling dat de vrouwen toegestaan zijn hun woningen te verlaten voor de moskeeën, de markten en de reizen, bedekt met de Niqaab, zodat de mannen hen niet zien.” (Fath Ul-Baarie 9/ 337)
4.Al-Mawza'ie Ash-Shaafi'ie heeft gezegd: “De handeling van de mensen is nog steeds hiervolgens - verleden en heden in alle gebieden - dat ze het toelaten voor de bejaarde vrouw om haar gezicht onbedekt te laten en het niet toelaten voor de jonge vrouw, en ze zien het als 'Aurah en Moenkar (slechte zaak).” (Taysier Ul-Bayaan 2/ 1001)
5.Al-Imaam An-Nawawie heeft gezegd: “En Al-Imaam (Al-Haramain) beargumenteerde dit met de overeenstemming van de Moslims om de vrouwen te weerhouden dat ze onbedekt naar buiten gaan.” (Rawdat Ut-Taalibien 5/ 366-367)
6.Ibn Rislaan heeft gezegd: “De overeenstemming van de geleerden om de vrouwen te weerhouden dat ze met het gezicht onbedekt naar buiten gaan, vooral als er veel zondaren zijn.” ('Awn Ul-Ma'boed 12/ 162)
De Geleerden van de Eerste Uitspraak Zagen het Bedekken bij Fitnah als Verplicht:
1.Al-Imaam Al-Qortobie heeft gezegd: “En Ibn Khoewayz Mandaad van onze geleerden heeft gezegd: “Als de vrouw mooi is en er Fitnah gevreesd wordt van haar gezicht en handen, dan is het haar verplicht dit te bedekken. En als ze bejaard of lelijk is, is het toegestaan dat ze haar gezicht en handen onbedekt laat.”” (Al-Djaami' Li-Ahkaam Al-Qoer-aan 12/ 229)
2.Al-'Allaamah 'Abd Al-'Aziez Bin Baaz: “Als het gezicht en de handen versierd zijn met kohl en verf (zoals Henna) en dergelijke van de soorten van versieringen, dan is het onbedekt laten van beiden verboden met de Idjmaa' (consensus).” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 4/ 309)
3.Az-Zarqaanie zegt in zijn uitleg van de Moewatta van Imaam Maalik: “Omdat het toegestaan is voor een vrouw die in staat is van Ihraam dat ze haar gezicht bedekt met de intentie zichzelf te bedekken tegen het kijken van mensen. Beter gezegd: Het is verplicht als ze weet of denkt dat dit Fitnah zal teweegbrengen voor haar, of dat er naar haar wordt gekeken met genot.” (2/ 234)
4.Al-Hattaab heeft gezegd: “Weet dat als er van een vrouw Fitnah gevreesd wordt, het voor haar verplicht is dat zij haar gezicht en handen bedekt, dit zei Al-Qaadie 'Abd Al-Wahhaab en Ash-Shaykh Ahmad Zarroeq vermeldde deze van hem in Sharh Ar-Risaalah. En dit is zeer duidelijk, dit is wat verplicht is voor haar.” (Mawaahib Ul-Djaliel 1/ 499)
5.Al-'Allaamah Ahmad Ibn Ghoenaym Ibn Saalim Al-Maalikie heeft gezegd: “Behalve als ze behoort tot degenen waarvoor Fitnah wordt gevreesd, dan is het bedekken voor haar verplicht.” (Al-Fawaakih Ad-Dawaanie 1/ 431)
6.Ibn Qaasim Al-Baghdaadie heeft gezegd: “De verplichting van het bedekken van beiden in het leven is niet omdat ze 'Aurah zijn. Nee, in meeste gevallen vanwege de angst voor Fitnah.” (Al-Haashiyah 'Ala Tuhfat Ul-Muhtaadj 3/ 115)
7.Al-'Allaamah Ahmad Ad-Dardier heeft gezegd: “De 'Aurah van een vrije vrouw bij een man die vreemd voor haar is - dat wil zeggen geen Mahram van haar - is het gehele lichaam, behalve het gezicht en de handen. Wat betreft deze twee, ze zijn geen 'Aurah, en ook al is het verplicht ze te bedekken, vanwege de angst voor Fitnah.” (Djawaahir Ul-Ikliel 1/ 41)
8.Ibn Nudjaim: “Onze geleerden zeiden: De jonge vrouw wordt in onze tijd weerhouden haar gezicht onbedekt te laten bij de mannen, vanwege de Fitnah.” (Al-Bahr Ur-Raaïq 1/ 284)
9.En in “Al-Moentaqaa”: De jonge vrouw wordt weerhouden van het onbedekt laten van haar gezicht, zodat het niet tot Fitnah zal leiden. En in onze tijd is het weerhouden Waadjib, beter gezegd: Fard, vanwege de overwinnende slechtheden.” (Moedjma' Al-Anhar”1/ 81)
10.Al-'Allaamah At-Tahtaawie: “De jonge vrouw weerhouden het onbedekt te laten, vanwege de angst voor Fitnah, niet omdat het 'Aurah is.” (Al-Haashiyah 'Alaa Miraaqie Al-Falaah 161)
11.En in “Doerr Al-Moentaqaa”: “Daarom wordt zij weerhouden haar gezicht onbedekt te laten bij de mannen, vanwege de Fitnah.” (1/ 81)
12.'Alaa Ud-Dien 'Aabidien heeft gezegd: “En de jonge vrouw wordt weerhouden haar gezicht onbedekt te laten, vanwege de angst voor Fitnah.” (Al-Hadiyyah Al-'Alaaïyyah 244)
13.Al-'Allaamah Mohammed Anwar Al-Kashmierie heeft gezegd: “Het onbedekken is volgens de Maddhab toegestaan bij veiligheid tegen Fitnah. En de lateren oordeelden met het bedekken van deze, vanwege de slechte situatie van de mensen.” (Fayd Ul-Baarie 1/ 254)
14.Al-Imaam An-Nawawie heeft gezegd: “En Al-Imaam (Al-Haramain) beargumenteerde dit met de overeenstemming van de Moslims om de vrouwen te weerhouden dat ze onbedekt naar buiten gaan.” (Rawdat Ut-Taalibien 5/ 366-367)
15.Ibn Rislaan heeft gezegd: “De overeenstemming van de geleerden om de vrouwen te weerhouden dat ze met het gezicht onbedekt naar buiten gaan, vooral als er veel zondaren zijn.” ('Awn Ul-Ma'boed 12/ 162)
16.Al-'Allaamah Mohammed Ibn Saalih Al-'Oethaymien heeft gezegd: “En daarom heb ik bij een aantal van de latere (geleerden) de uitspraak gezien: Dat vanwege de grote Fitnah, de geleerden van de Moslims overeengestemd zijn over de verplichting van het bedekken van het gezicht. Zoals de schrijver van Nail Al-Awtaar vermeld heeft van Ibn Rislaan.” Totdat hij zei: “Ik zeg: Ook al zouden we zeggen dat het gezicht onbedekt laten toegestaan is, is het zo dat de religieuze verantwoordelijkheid het vergt dat we niet zeggen dat het toegestaan is in deze tijd waarin de Fitan zich hebben vermeerderd, en dat we het verbieden, vanwege de wegen die naar het verbodene leiden. Terwijl datgene wat duidelijk is van de bewijzen uit het Boek van Allaah en de Soennah van Zijn Boodschapper sallallahualaihiwase, dat het onbedekt laten van het gezicht verboden is uit zichzelf, en niet vanwege de wegen die naar het verbodene leiden. (Fataawaa 'Oelamaa Al-Balad Al-Haraam 1115-1116)
17.Al-'Allaamah 'Abd Al-'Aziez Ar-Raadjihie heeft gezegd: “De geleerden zijn overeengestemd dat in tijden van Fitnah het gezicht bedekken verplicht is. Zelfs zij die het toestaan dat het gezicht onbedekt blijft, ze zeggen: Bij Fitnah is het bedekken van het gezicht verplicht. En zijn er grotere Fitan dan die van deze tijd?” (Website van de Shaykh: www.sh-rajhi.com)
Hierbij weet men dat het onbedekken van het gezicht verboden is, ook al waren er geen andere bewijzen. Want de geleerden zijn overeengestemd dat het kijken naar een vrouw met gevoelens verboden is, en ook omgekeerd. En als het zo is dat de mannen hun ogen niet neerhouden, of daarvoor wordt gevreesd, dan is de enige manier om het kwade te verhinderen, dat de vrouw haar gezicht bedekt. Dit is zeer duidelijk, Walhamdoelillaah. En daarnaast hebben sommige geleerden aangegeven dat er een Idjmaa' 'Amalie heeft plaatsgevonden onder de vrouwen van de gelovigen, met betrekking tot het bedekken van de gezichten, en Allaah de Verhevene weet het best.
Al-Imaam Moeslim levert over in zijn Sahieh van de Boodschapper van Allaah en de rest van de gelovige vrouwen. (Madjmoe' Ul-Fataawaa 5/ 230-231
Allaah de Verhevene heeft gezegd: “Het is geen zonde voor hen (dat zij zich niet bedekken) voor hun vaders, of hun zonen, of hun broers, of hun broer's zonen, of hun zussen's zonen, of hun eigen (gelovige) vrouwen, of hun slaven. En O vrouwen, vrees Allaah. Voorzeker, Allaah is over alles Getuige.” (Al-Ahzaab 33: 55)
10.Al-Haafidh Ibn Kathier heeft gezegd: “Nadat de Verhevene de vrouwen gebood met de Hidjaab tegenover de vreemde mannen, maakte Hij duidelijk dat het niet verplicht is te bedekken tegenover deze verwanten, zoals Hij hen heeft uitgezonderd in Soerat An-Noer, bij Zijn Woorden: "En dat zij hun Zienah (schoonheden) niet tonen, behalve aan hun echtgenoten, of hun vaders, of de vaders van hun echtgenoten, of hun zonen, of de zonen van hun echtgenoten, of de zonen van hun zussen, of hun eigen (gelovige) vrouwen." tot het einde.” (Tafsier Ul-Qoer-aan Al-'Adhiem 6/ 456)
11.Al-Imaam Ash-Shawkaanie, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “Voor deze (verwanten), is het voor de echtgenoten van de Boodschapper van Allaah salla Allaahoe 'alaihi wa sallam en de andere vrouwen niet verplicht om henzelf van hen te bedekken.” (Fath Ul-Qadier 4/ 298)
Hoofdstuk 2
Allaah de Verhevene zegt: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen. Dit is beter, zodat zij bekend zullen zijn en niet lastig gevallen worden, en Allaah is de Vergevende, de Genadevolle.” (Al-Ahzaab 33: 59)
Op gezag van Oem Salamah, dat ze heeft gezegd: “Nadat ”Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” werd neergedaald, gingen de vrouwen van de Ansaar naar buiten alsof er op kraaien op hun hoofden waren, vanwege de kleding.” Overgeleverd door Aboe Daawoed. Sahieh verklaard door Al-Albaanie in “Sahieh Abie Daawoed” (4101).
Djilbaab
Djalaabieb: Meervoud van Djilbaab.
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “De Djilbaab is de Moelaa-ah, en dat is wat Ibn Mas'oed en anderen de Ridaa noemen. En de gewonen mensen noemen het de Izaar. Het is de grote Izaar die haar hoofd en gehele lichaam bedekt. 'Abiedah en anderen hebben aangegeven dat zij die van boven haar hoofd naar beneden brengt, ze toont niets, behalve één oog. En van zijn soort is de Niqaab.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/68)
Ibn Djarier levert over in zijn Tafsier: “'Alie vertelde mij, hij zei: Aboe Saalih vertelde ons, hij zei: Moe'aawiyah vertelde mij, op gezag van 'Alie, op gezag van Ibn 'Abbaas, over Zijn Woorden: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” “Allaah gebood de vrouwen van de gelovigen, als ze voor iets hun woningen verlaten: Dat ze van boven hun hoofden met de Djalaabieb hun gezichten bedekken en één oog tonen.””
Sommigen hebben deze overlevering zwak verklaard, omdat 'Alie Ibn Abie Talhah niet heeft gehoord van Ibn 'Abbaas, en vanwege 'Abdallaah Ibn Saalih.
'Alie Ibn Abie Talhah
Al-Haafidh Adh-Dhahabie heeft gezegd: “Hij nam de Tafsier van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn met beiden, via Moedjaahid. Hij vermeldt Moedjaahid niet, hij stuurt hem meteen door naar Ibn 'Abbaas.” (Miezaan Ul-I'tidaal 3/ 134)
Al-Haafidh As-Suyootie heeft gezegd: “In de Tafsier is er zo veel overgeleverd van Ibn 'Abbaas, dat het niet te tellen is. En daarin zijn verschillende overleveringen en wegen. Van onder zijn beste is de weg van 'Alie Ibn Abie Talhah Al-Haashimie. Over deze heeft Ahmad Ibn Hanbal gezegd: “In Egypte is een Sahiefah van Tafsier die 'Alie Ibn Abie Talhah heeft overgeleverd. Als iemand daarvoor naar Egypte zou reizen, zou dat niet veel zijn.” Aboe Dja'far heeft het in zijn Naasikh overgeleverd. Ibn Hadjar heeft gezegd: En deze Nuskah was bij Aboe Saalih, de schrijver van Al-Laith. Hij is overgeleverd door Moe'aawiyah Ibn Saalih, op gezag van 'Alie Ibn Abie Talhah, op gezag van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn met beiden. Hij is bij Al-Boekhaarie op gezag van Aboe Saalih, en hij gebruikte deze veel in zijn Sahieh, wat hij Ta'lieq vermeldt van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn met beiden. Ibn Djarier, Ibn Abie Haatim en Ibn Al-Moendhir hebben ervan overgeleverd met tussenpersonen tussen hen en Aboe Saalih. En sommige mensen zeiden: Ibn Abie Talhah heeft van Ibn 'Abbaas geen Tafsier gehoord, moge Allaah tevreden zijn met beiden, hij heeft deze alleen genomen van Moedjaahid of Sa'ied Ibn Djubair. Ibn Hadjar zei: Nadat je de tussenpersoon kent en die betrouwbaar is, kan het geen kwaad.” (Al-Ietqaan 2/ 241)
Al-Haafidh Ibn Hadjar heeft gezegd: “En op de weg van: Moe'aawiyah Ibn Saalih, op gezag van 'Alie Ibn Abie Talhah, op gezag van Ibn 'Abbaas. 'Alie is betrouwbaar en heeft Ibn 'Abbaas niet ontmoet, maar hij heeft alleen van zijn betrouwbare collega's genomen. Vanwege dit waren Al-Boekhaarie en Ibn Abie Haatim gewend van deze Nuskhah te nemen.” (Al-'Udjaab Fie Bayaan Al-Asbaab 57-58)
Aboe Saalih, 'Abdallaah Ibn Saalih
Aboe Zoer'ah heeft gezegd: “Hij is bij mij niet iemand die expres liegt en hij was goed in Hadieth.”
Ibn Hibbaan heeft gezegd: “Hij was zelf betrouwbaar. De Manaakier in zijn overleveringen kwamen alleen door een buur van hem. Ik heb Ibn Khoezaymah horen zeggen: Hij had een buur en tussen beiden was vijandschap, hij verzon overleveringen op naam van de Shaykh van Aboe Saalih, die hij schreef met een handschrift lijkend op die van 'Abdallaah en gooide die in zijn huis tussen zijn boeken. 'Abdallaah zou dan denken dat het zijn handschrift was, en ervan overleveren.”
Ibn 'Adie heeft gezegd: “Bij mij is hij correct in Hadieth, behalve dat in zijn overleveringsketens en teksten fouten voorkomen, maar hij deed het niet expres.”
Al-Haafidh Adh-Dhahabie heeft gezegd: “En Al-Boekhaarie heeft volgens hetgene wat correct is van hem overgeleverd in zijn Sahieh, maar hij verbergt hem, door te zeggen: Abdallaah heeft ons verteld, zonder bijnamen te vermelden, en dat is hem. Ja, Al-Boekhaarie vermeldde hem in een Ta'lieq overlevering, en zei daarin: Al-Laith Ibn Sa'd heeft gezegd: Dja'far Ibn Rabie'ah heeft mij verteld, daarna zei hij aan het einde van de Hadieth: Abdallaah Ibn Saalih heeft mij verteld: Al-Laith heeft ons verteld, en vermeldde hem dus.” (Zie Miezaan Ul-I'tidaal 2/ 440-442)
De volgende overleveringen getuigen ervoor:
Ibn Djarier levert over in zijn Tafsier: “Ya'qoeb vertelde mij, zeggende: Ibn 'Ulaiyyah heeft ons verteld, op gezag van Ibn 'Aun, op gezag van Mohammed, op gezag van 'Abiedah, over de Woorden van de Verhevene: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Ibn 'Aun toonde het ons met zijn kleding, hij zei: Mohammed toonde het ons met zijn kleding, Mohammed zei: Abiedah toonde het mij met zijn kleding. Ibn 'Aun liet zien met zijn Ridaa door Taqannoe' te doen: Hij bedekte daarmee zijn neus en linkeroog en liet zijn rechteroog zien. En bracht zijn kledingstuk van boven naar beneden, totdat hij die bij zijn wenkbrauw bracht of op zijn wenkbrauw.” Deze overlevering is Sahieh.
Hij levert over: “Ya'qoeb heeft mij verteld, hij zei: Hashiem heef ons verteld, hij zei: Hishaam heeft ons geïnformeerd, op gezag van Ibn Sierien, hij zei: “Ik vroeg 'Abiedah over Zijn Woorden: “Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Hij toonde door middel van zijn kleding: Hij bedekte zijn hoofd en gezicht, en verwijderde zijn kleding van één van zijn ogen.”” Sahieh.
En hij levert over: “Bishr heeft ons verteld, hij zei: Yazied heeft ons verteld, hij zei: Sa'ied heeft ons verteld, op gezag van Qataadah, Zijn Woorden: “Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen.” “Allaah heeft het op hun verplicht gesteld dat als naar buiten gaan, Taqannoe' doen over de wenkbrauwen (d.w.z. Het gezicht bedekken). “Dit is beter, zodat zij bekend zullen zijn en niet lastig gevallen worden.” De geheerste vrouw (slavin), als zij langsliep zouden ze lastig vallen. Daarom verbood Allaah de vrije vrouwen dat ze lijken op de slavinnen.”” Zijn Isnaad is Sahieh.
De Moefassirien die het Vers Hebben Uitgelegd met het Bedekken van het Gezicht
1.Al-Imaam Ibn Djarier At-Tabarie heeft gezegd: “De Verhevene zegt tegen Zijn Profeet Mohammed salla Allaahoe 'alaihi wa sallam: “Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen” dat ze met hun kleding niet op de slavinnen lijken. Want die verlieten hun woningen voor hun behoeftes, terwijl ze hun haren en gezichten onbedekt lieten. Maar dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbengen, zodat geen zondaar ze lastig zal vallen met slechte woorden als hij weet dat ze vrije vrouwen zijn.” (Djaami' Ul-Bayaan 20/ 324)
2.Aboe Bakr Al-Djassaas heeft gezegd: “In dit Vers zit bewijs dat de jonge vrouw bevolen is haar gezicht te bedekken tegenover vreemde mannen. En dat ze bij het verlaten van de woning bedekking en kuisheid toont, zodat de mensen van twijvels geen hoop in hen zullen hebben. En daarin zit bewijs dat de slavin niet verplicht is haar gezicht en haren te bedekken, omdat de Woorden van de Verhevene: ”En de vrouwen van de gelovigen” wat daarvan blijkt is dat Hij de vrije vrouwen bedoelt. En zo is het overgeleverd in de Tafsier: Zodat ze niet lijken op de slavinnen, die niet geboden zijn het hoofd en het gezicht te bedekken. Hij maakte het bedekken een onderscheid, waardoor de vrije vrouwen herkend worden van de slavinnen.” (Ahkaam Ul-Qoer-aan (5/ 245)
3.Aboe Ishaaq Ath-Tha'labie An-Naysaaboerie heeft gezegd: “De Verhevene heeft gezegd: ”O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Dat wil zeggen dat ze hun buitenkleding neebrengen, en daarmee Taqannoe' doen en hun gezichten en hoofden bedekken, zodat het bekend zal zijn dat ze vrije vrouwen zijn en niemand hen lastig zal vallen.” (Al-Kashf Wa-l Bayaan 8/ 64)
4.Al-Waahidie heeft gezegd: “De Moefassirien hebben gezegd: Ze bedekken hun gezichten en hoofden, behalve één oog, zodat het bekend zal zijn dat ze vrije vrouwen zijn en niet worden lastig gevallen.” (Fath Ul-Qadier 4/ 304)
5.Aboe-l Moedhaffar As-Sam'aanie heeft gezegd: “En de Woorden van de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Dat wil zeggen dat ze zich bekleden met de Djalaabieb. En de Djilbaab is de Ridaa. Het is de Moelaa-ah waar de vrouw zich mee bekleedt boven de Dir' en Khimaar. 'Abiedah As-Salmaanie heeft gezegd: De vrouw bedekt zichzelf met haar Djilbaab: Ze bedekt haar hoofd, gezicht en de rest van haar lichaam, behalve één van haar ogen.” (Tafsier Ul-Qoer-aan 4/ 306-307)
6.'Imaad Ud-Dien At-Tabarie zegt in zijn Tafsier: “”O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” De Djilbaab is de Ridaa. Hij heeft ze geboden hun gezichten en hoofden te bedekken, en heeft dit niet verplicht gesteld op de slavinnen.” (4/135)
7.Al-Baghawie zegt in zijn Tafsier: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” Meervoud van Djilbaab en dat is de Moelaa-ah, waarmee de vrouw zichzelf bekleedt boven de Dir' en de Khimaar. Ibn 'Abbaas en Aboe 'Oebaydah hebben gezegd: De vrouwen van de gelovigen werden geboden hun hoofden en gezichten te bedekken met de Djalaabieb, behalve één oog, zodat het bekend zal zijn dat ze vrije vrouwen zijn.” (3/ 376)
8.Az-Zamakhsharie heeft gezegd: ”En de betekenis van: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbengen” is dat zij die over henzelf neer brengen, en hun gezichten en buitenkleding ermee bedekken. Er wordt gezegd als de kledingstuk wegschuift van het gezicht van de vrouw: Breng jouw kledingstuk neer over jouw gezicht.” (Al-Kashaaf 3/ 274)
9.Ibn 'Atiyyah Al-Andalusie heeft gezegd: “De Djilbaab is een kledingstuk die groter is dan de Khimaar. Er werd overgeleverd van Ibn 'Abbaas en Ibn Mas'oed dat het de Ridaa is. De mensen verschilden over de manier waarop het naar beneden wordt gebracht. Ibn 'Abbaas en 'Abiedah As-Salmaanie zeiden: De vrouw kleedt zich ermee, totdat van haar niets te zien is, behalve één oog om mee te zien. En Ibn 'Abbaas zei ook, en Qataadah: Ze kleedt het boven de wenkbrauw en omwikkelt het, daarna brengt zij het over haar neus, ook al zijn haar ogen te zien, maar het bedekt de borst en het grootste gedeelte van het gezicht.” (Al-Moeharrar Al-Wadjiez 13/ 100)
10.Al-Qortobie heeft gezegd: “Omdat bij de Arabische vrouwen het onbedekken de gewoonte was - ze lieten hun gezichten onbedekt, zoals de slavinnen dat doen, wat ervoor zorgde dat mannen naar ze keken en gedachten deed voortbrengen over hen - gebood Allaah Zijn Boodschapper sallallahualaihiwase dat hij ze gebiedt dat zij de Djalaabieb over henzelf heen brengen als ze naar buiten wilden gaan voor hun behoeftes.”
Daarna zei hij: “Djalaabieb is de meervoud van Djilbaab. Het is een kledingstuk die groter is dan de Khimaar. En er is overgeleverd van Ibn 'Abbaas en Ibn Mas'oed dat het de Ridaa is. En er werd gezegd: Het is de Qinaa'. Het correcte is dat het de kledingstuk is die het gehele lichaam bedekt.” (Al-Djaami' Li-Ahkaam Al-Qoer-aan 14/ 243)
11.Al-Baidaawie heeft gezegd: “”Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neebrengen.” Met hun buitenkleding, hun gezichten en lichamen bedekken, als ze voor iets naar buiten gaan.” (Anwaar Ut-Tanziel 4/ 280)
12.An-Nasafie heeft gezegd: “En de betekenis van: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” is dat zij die over henzelf neer brengen en hun gezichten en buitenkleding ermee bedekken. Er wordt gezegd als de kledingstuk van het gezicht van de vrouw weg schuift: Laat jouw kledingstuk neerdalen over jouw gezicht.” (Madaarik Ut-Tanziel 3/ 455)
13.Ibn Djazie Al-Kalbie heeft gezegd: “Het was de gewoonte bij de vrouwen van de Arabieren dat ze hun gezichten onbedekt lieten, zoals de slavin dat doet. En dit zorgde ervoor dat mannen naar ze keken, daarom gebood Allaah hen dat ze de Djalaabieb over henzelf neer brengen en daarmee hun gezichten bedekken.” (At-Tashiel Li'uloem At-Tanziel 3/ 144)
14.Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “Voordat het Vers van de Hidjaab werd geopenbaard, gingen de vrouwen naar buiten zonder Djilbaab, de man zag haar gezicht en haar handen. Toen was het haar toegestaan dat zij het gezicht en de handen toont, en was het toegestaan om er naar te kijken, omdat het toegestaan was het te tonen. Daarna, nadat Allaah de Majestueuze het Vers van de Hidjaab openbaarde met Zijn Woorden: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neebrengen” bedekten de vrouwen zich van de mannen.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/ 68)
15.Aboe Hayyaan Al-Andalusie heeft gezegd: “Over henzelf” omvat hun gehele lichamen. Of “Over henzelf” over hun gezichten, omdat datgene wat van hen toonbaar was in de Djaahiliyyah het gezicht was.” (Al-Bahr Al-Mohiet 7/ 240)
16.Al-Haafidh Ibn Kathier zegt in zijn Tafsier: “'Alie Ibn Abie Talhah heeft gezegd, op gezag van Ibn 'Abbaas: “Allaah gebood de vrouwen van de gelovigen, dat als ze voor iets hun woningen verlaten: Dat ze van boven hun hoofden, hun gezichten bedekken met de Djalaabieb, en één oog tonen.”
En Mohammed Ibn Sierien heeft gezegd: “Ik vroeg 'Abiedah As-Salmaanie over de Woorden van Allaah de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neebrengen.” Hij bedekte zijn gezicht en hoofd, en toonde zijn linkeroog.”” (6/ 481-482)
17.Al-Biqaa'ie heeft gezegd: ““Neebrengen” dat wil zeggen dichtbij brengen. “Over henzelf” Dat wil zeggen over hun gezichten en hun gehele lichamen, ze laten daarvan niets onbedekt.” (Nadhm Ud-Durar 15/ 411)
18.Al-Haafidh As-Suyootie heeft gezegd: “Dit is het Vers van de ?idjaab voor de rest van de vrouwen, daarin zit een verplichting het hoofd en het gezicht over zich heen te bedekken.” ('Awn Ul-Ma'boed Sharh Soenan Abie Daawoed 12/ 158)
19.In “Tafsier Ul-Djalaalain”: “Dat wil zeggen: Dat ze een deel daarvan over de gezichten neer laten dalen - als ze naar buiten gaan voor hun behoeftes - behalve één oog.” (560)
20.Al-Khatieb Ash-Sharbienie: “Neebrengen” Dichtbij brengen. “Over henzelf” Dat wil zeggen over hun gezichten en over hun gehele lichamen, ze laten daarvan niets onbedekt.” (As-Siraadj Ul-Moenier 3/ 271)
21.Aboe Us-Su'oed: “Dat wil zeggen dat ze daarmee hun gezichten en lichamen bedekken als ze om een bepaalde reden naar buiten gaan.” (Irshaad Al-'Aql As-Saliem 7/ 115)
22.Al-'Allaamah Ismaa'iel Al-Barsawie zegt in zijn Tafsier: “De betekenis is dat zij daarmee hun gezichten en lichamen bedekken bij het verlaten van hun woningen voor een zaak, en dat ze niet met het gezicht en lichaam onbedekt naar buiten gaan, zoals de slavinnen, en zodat de dwazen hen niet lastig zullen vallen, denkend dat ze slavinnen zijn.” (7/ 240)
23.Al-'Allaamah Al-Aloesie: Wat blijkt is dat de bedoeling van: “Over henzelf” over hun gehele lichaam is. En er werd gezegd over hun hoofden of over hun gezichten, omdat het gezicht datgene was wat in de Djaahiliyyah toonbaar was.” (Rawh Ul-Ma'aanie 22/ 89)
24.Al-'Allaamah 'Abd Ar-Rahmaan Ibn Naasir As-Sa'die heeft gezegd: “Dat wil zeggen: Dat ze hun gezichten en borsten bedekken.” (Tafsier Ul-Kariem Ar-Rahmaan 1/ 672)
25.Al-'Allaamah Mohammed Al-Amien Ash-Shinqietie heeft gezegd: “Tot de bewijzen van de Qoer-aan voor de ?idjaab van de Moslim vrouw en dat zij haar gehele lichaam bedekt - zelfs haar gezicht - zijn de Woorden van de Verhevene: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen.” Meer dan één van de geleerden heeft gezegd: De betekenis van “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” is dat ze daarmee hun gehele gezichten bedekken en niets te zien blijft van hen, behalve één oog om ermee te zien. En tot degenen die dit zeiden behoren: Ibn Mas'oed, Ibn 'Abbaas, 'Abiedah As-Salmaanie en anderen.
Als er wordt gezegd: De Woorden uit het edele Vers, en dat zijn de Woorden van de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” taalkundig hoeft het niet zo te zijn dat zijn betekenis inhoudt dat het gezicht wordt bedekt, noch is er bewijs gekomen uit de Qoer-aan of de Soennah of Idjmaa' dat aangeeft dat het zo is. En de uitspraak van sommige Moefassirien: Het wordt verreist, wordt tegengegaan door sommigen: Het is wordt niet verreist, en hierbij wordt de bewijsvoering van het Vers ongeldig, betreft de verplichting van het bedekken van het gezicht.
Het Antwoord: Dat in het edele Vers een duidelijke maatstaf is die aanduidt dat de Woorden van Allaah de Verhevene daarin: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen”, onder zijn betekenis valt dat ze hun gezichten bedekken door de Djalaabieb over haarzelf neer te brengen. De vermeldde maatstaf zijn de Woorden van de Verhevene: ”Zeg tegen jouw echtgenoten.” De verplichting van het bedekken van zijn echtgenoten en dat ze hun gezichten bedekken, daar is geen verschil over onder de Moslims. Doordat de echtgenoten vermeld zijn met de dochters en de vrouwen van de gelovigen, duidt dit op de verplichting van het bedekken van de gezichten door de Djalaabieb neer te brengen, zoals je ziet.” (Adwaa Ul-Bayaan 6/ 586)
Hoofdstuk 3
De Woorden van Allaah de Verhevene: “En vertel de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerhouden (van het kijken naar verboden zaken) en over hun geslachtsdelen waken. En dat zij hun Zienah (schoonheden) niet tonen, behalve wat daarvan toonbaar is.” (An-Noer 24: 31)
Al-Haafidh Ibn Kathier heeft gezegd: “Dat wil zeggen: Dat ze niets van de Zienah aan de vreemde mannen tonen, behalve wat niet te verbergen is. Ibn Mas'oed heeft gezegd: Zoals de Ridaa en de buitenkleding. Dat wil zeggen: Wat de Arabische vrouwen droegen van de buitenkleding en wat te zien valt onder de buitenkleding, er is geen zonde voor haar hierin, omdat het haar niet mogelijk is dit te verbergen. Het is net zoals wat te zien is van de vrouw's onderkleding, en wat niet te verbegen is. Met de woorden van Ibn Mas'oed zei: Al-Hasan, Ibn Sierien, Aboe-l Djawzaa, Ibraahiem An-Nakha'ie en anderen.
En Al-A'mash heeft gezegd, op gezag van Sa'ied Ibn Djubair, op gezag van Ibn 'Abbaas: “En dat zij hun Zienah niet tonen, behalve wat daarvan toonbaar is.” Hij zei: Haar gezicht, haar handen en de ring. En er werd ongeveer hetzelfde overgeleverd van: Ibn 'Oemar, 'Ataa, 'Ikrimah, Sa'ied Ibn Djubair, Aboe Ash-Sha'thaa, Ad-Dahhaak, Ibraahiem An-Nakha'ie en anderen.” (Tafsier Ul-Qoer-aan Al-'Adhiem 6/ 45)
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “De Selef verschilden over de toonbare Zienah in twee uitspraken: Ibn Mas'oed en zij die met hem overeenkwamen zeiden: De buitenkleding. En Ibn 'Abbaas en zij die met hem overeenkwamen zeiden: Dat is in het gezicht en de handen, zoals: de kohl en de ring. En volgens deze twee uitspraken verschilden de Foeqahaa (jurisprudentiegeleerden) omtrent het kijken naar een vreemde vrouw. Er werd gezegd: Het is toegestaan zonder gevoelens naar haar gezicht en handen te kijken. Dit is de Maddhab van Aboe Haniefah en Ash-Shaafi'ie, en een uitspraak in de Maddhab van Ahmad. En er werd gezegd: Het is niet toegestaan. En dit is het bekende in de Maddhab van Ahmad, want alles van haar is 'Aurah zelfs haar vingernagel en het is de opinie van Maalik.
En de werkelijkheid is: Dat Allaah de Zienah verdeeld heeft in twee soorten Zienah: De toonbare Zienah en de Zienah die niet toonbaar is. En Hij heeft het haar toegestaan dat ze haar toonbare Zienah toont aan iemand buiten haar echtgenoot en de Mahaarim (vader, zoon, broer, etc.). Voordat het Vers van de Hidjaab werd geopenbaard, gingen de vrouwen naar buiten zonder Djilbaab, de man zag haar gezicht en handen. Toen was het haar toegestaan dat zij het gezicht en de handen toont, en was het toegestaan om ernaar te kijken, omdat het toegestaan was het te tonen. Daarna nadat Allaah de Majestueuze het Vers van de Hidjaab openbaarde met Zijn Woorden: “O Profeet! Vertel jouw echtgenoten, en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” bedekten de vrouwen zich van de mannen.”
Totdat hij zei: “Als ze geboden zijn met de Djilbaab, zodat ze niet herkend worden, en dat is het bedekken van het gezicht of het gezicht bedekken met de Niqaab, behoren het gezicht en de handen tot de schoonheden waarmee zij geboden is die niet te tonen aan vreemde mannen. Er bleef voor de mannen niets toegestaan om naar te kijken, behalve de buitenste kledingstuk. Ibn Mas'oed vermeldde de laatste van de twee zaken en Ibn 'Abbaas vermeldde de eerste van de twee zaken.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/ 68-69)
Al-Qaadie Abie Ya'laa, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “De eerste uitspraak is de meest correcte. En dat is wat Ahmad heeft vermeld, hij heeft gezegd: “De toonbare Zienah is de buitenkleding. En alles van haar is 'Aurah, zelfs de vingernagel.” Dit vergt het verbod om zonder reden naar iets van de vreemde vrouwen te kijken. Als het is vanwege een reden, bijvoorbeeld dat hij met haar wil trouwen of tegen haar getuigen, dan kijkt hij in beide situaties alleen naar het gezicht. Wat betreft het kijken naar haar zonder reden, dan is dit niet toegestaan, niet met gevoelens, noch zonder, en of het nou het gezicht is, of de handen, of iets anders van het lichaam.” (Zaad Ul-Masier)
Antwoord op de Tafsier van Ibn 'Abbaas en zij die hetzelfde zeiden van de Selef:
1.Al-Haafidh Ibn Radjab Al-Hanbalie heeft gezegd in zijn “Fath Al-Baarie” (2/ 346): “'Abiedah As-Salmaanie heeft de Woorden van Allaah de Verhevene: “Dat zij hun Djalaabieb over henzelf neerbrengen” uitgelegd met dat zij die van boven haar hoofd naar beneden brengt, ze toont niets, behalve haar oog. Dit was na de openbaring van de Hidjaab. Voor de Hidjaab vertoonden zij zich zonder Djilbaab en werd er van de vrouw haar gezicht en handen gezien, en dit was wat van haar toonbaar was van de Zienah, met betrekking tot de Woorden van de Verhevene: “En dat zij hun Zienah niet tonen, behalve wat daarvan toonbaar is.” Daarna werd zij geboden haar gezicht en handen te bedekken.”
Al-'Allaamah Abd Al-'Aziez Bin Baaz heeft gezegd: “En wat overgeleverd is van Ibn 'Abbaas, moge Allaah tevreden zijn over beiden, dat hij: “Behalve wat daarvan toonbaar is” heeft uitgelegd met het gezicht en de handen, dan is de betekenis daarvan: De situatie van de vrouwen voor de openbaring van het Vers van de Hidjaab. Daarna heeft Allaah het voor hen verplicht gesteld alles te bedekken, zoals reeds is voorbij gegaan in de Edele Verzen van Soerat Al-Ahzaab en anderen.
En wat bewijst dat Ibn 'Abbaas dit bedoelde, is wat 'Alie Ibn Abie Talhah op zijn gezag heeft overgeleverd, dat hij heeft gezegd: “Allaah gebood de vrouwen van de gelovigen, dat als ze voor iets hun woningen verlaten: Dat ze van boven hun hoofden, hun gezichten bedekken met de Djalaabieb, en één oog tonen.” Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah en andere bezitters van kennis en nauwkeurigheid hebben dit aangegeven. En het is de waarheid, waar geen twijvel over is.” (Hoekm Us-Sufoer)
2.Al-Haafidh Ibn Kathier heeft gezegd: “Het zou kunnen zijn dat dit Tafsier is van de Zienah die ze verboden zijn te tonen.” (Tafsier Ul-Qoer-aan Al-'Adhiem 6/ 45)
De betekenis zou dan zijn: En dat ze hun Zienah niet tonen: Het gezicht, de kohl, de handen en de ring, behalve wat daarvan toonbaar is: De buitenkleding.
3.De Zienah die van haar te zien is, als ze thuis is met haar Mahaarim: Ibn Djarier levert over, op gezag van Ibn 'Abbaas: “De toonbare Zienah: Het gezicht, de kohl op de ogen, de verf op het hand en de ring. Deze toont zij in haar woning aan degenen van de mensen die bij haar binnen komen.” Zie voor zijn Isnaad, de overlevering van de Djilbaab.
4.Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “Het is bekend dat de Zienah die in de meeste situaties zonder de wil van de vrouw is te zien, de buitenkleding is. Wat betreft het lichaam, het is haar mogelijk deze te tonen en het is haar mogelijk deze te bedekken. De verwijzing van de toonbaarheid naar de Zienah is bewijs dat deze te zien is zonder een handeling van de vrouw. En dit allemaal is bewijs dat datgene wat toonbaar is van de Zienah, de buitenkleding is. Ahmad heeft gezegd: “De toonbaare Zienah is de kleding.” En hij heeft gezegd: “Alles van de vrouw is 'Aurah, zelfs haar vingernagel.” En er is overgeleverd in een overlevering: “De vrouw is 'Aurah.” En dit omvat alles van haar.” (Sharh Ul-'Oemdah 4/ 267-268)
Al-'Allaamah Mohammed Ibn Saalih Al-'Oethaymien, moge Allaah hem genadig zijn, heeft gezegd: “Allaah de Verhevene verbood het tonen van de schoonheden in zijn algemeen, behalve wat daarvan toonbaar is. En dat is datgene wat zowiezo getoond moet worden, zoals de buitenste kledingstuk. En daarom heeft Hij gezegd: “Behalve wat daarvan toonbaar is.” Hij zei niet: Wat zij daarvan tonen.” (Risaalat Ul-Hidjaab)
Conclusie: Shaykh Ul-Islaam heeft gezegd: “Het gezicht, de handen en de voeten, het is haar niet toegestaan dezen aan vreemde mannen te tonen, volgens de meest correcte van de twee uitspraken, tot in tegenstelling wat voor de afschaffing was. Beter gezegd: Ze toont niets, behalve de kleding. (Hidjaab Ul-Mar-ah Wa Libaasoehaa Fie-Salaah)
De Woorden van Allaah: “En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen. En dat ze hun Zienah niet tonen, behalve aan hun echtgenoten, of hun vaders, of de vaders van hun echtgenoten, of hun zonen, of de zonen van hun echtgenoot, of hun broers, of de zonen van hun broers, of de zonen van hun zussen.” Het Vers. (An-Noer 24: 31)
Aboe Daawoed levert over op gezag van 'Aaïshah, moge Allaah tevreden over haar zijn, dat ze heeft gezegd: “Moge Allaah de eerste vrouwen Emigranten genadig zijn. Nadat Allaah: “En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen” had geopenbaard: Scheurden ze hun kleding en bedekten zichzelf daarmee.” En overgeleverd door Al-Boekhaarie.
Khimaar
Khumur: Meervoud van Khimaar.
Al-Haafidh Ibn Hadjar: “Waarmee de vrouw haar hoofd bedekt.” (Fath Ul-Baarie 10/ 296)
En hij heeft gezegd: “En daarvan komt de Khimaar van de vrouw, omdat het haar gezicht bedekt.” (Fath Ul-Baarie 10/ 48)
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “De Khumur die het hoofd, gezicht en nek bedekt. En de Djalaabieb, datgene wat boven de hoofden naar beneden worden gebracht, totdat er van degene die ze aantrekt niets te zien is, behalve beide ogen.” (Madjmoe' Ul-Fataawaa 22/ 92)
Al-'Allaamah 'Abd Al-'Aziez Bin Baaz zegt in zijn Fataawaa (5/ 227): ““En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen” is duidelijk voor het naar beneden brengen van de Khimaar, van het hoofd naar de borst. Dit is omdat het gezicht deel uitmaakt van het hoofd die verplicht bedekt moet worden: Volgens het verstand, Wetkundig en volgens het begrip.
Er is geen enkele bewijs in de Arabische taal die het gezicht uit het begrip “Hoofd” neemt. Zoals er ook geen tekst is gekomen in de Qoer-aan en de Soennah die hem daaruit haalt of uitzondert, noch uit het begrip van beiden.
En zijn uitzondering volgens sommigen - en hun beweringen - dat het niet de bedoeling is in de algemeenheid van het bedekken, wordt verworpen door de Wetkundige en taalkundige begrip en verweerd door de woorden van de resterende geleerden van de Selef en de lateren.
Zoals het ook verworpen wordt door twee stelregels die de geleerden van Al-Oesool en Moestalah Al-Hadieth hebben verduidelijkt:
1.De eerste van de twee: Dat de Hoeddjah van de bevestiging voorrang krijgt op de Hoeddjah van de ontkenning.
2.De tweede: Dat als een Moebieh en Haadhir tegen elkaar lopen, de Haadhir voorang krijgt op de Moebieh.”
Djaib
Djuyoeb: Meervoud van Djaib.
Shaykh Ul-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “De Djaib is een opening aan de lengte van de Qamies, als de vrouw de Khimaar over de Djaib zet, heeft ze haar nek bedekt.” (Madjmoe' Ul-Fataawa 15/ 216)
Al-'Allaamah Saalih Al-Fawzaan heeft gezegd: “De Woorden van De Verhevene: “En dat zij hun Khumur over hun Djuyoeb neerbrengen.” Allaah gebood de vrouwen dat zij hun Khumur - dat zijn de bedekkers van de hoofden - over de openingen van hun Djuyoeb brengen. Zodat zij hiermee wat te zien is van hun bovenborst bedekken. En dat bedekent ook dat ze het gezicht bedekken, want als de Khimaar van de bovenkant van het hoofd naar beneden wordt gebracht om de bovenborst te bedekken, komt hij langs en over het gezicht”. (Al-Moentaqaa 1340)