UITSPRAKEN SALAF | Namen & Eigenschappen v. Allaah

Shishani

moderator
Staff member
Assalamoe aleykoem warahmatoellahi wabarakatoeh.

Ik zal hier insha-Allaah veel uitspraken plaatsen in het Nederlands over het onderwerp:
Namen en Eigenschappen van Allaah.
- De uitspraken van Salaf over hoe we de overleveringen betreffende de Eigenschappen van Allaah dienen te begrijpen en te accepteren
- De uitspraken van Salaf over degenen die ze anders interpreteren
- e.d.

Verschillende uitspraken zullen volgen inshaa-Allaah, genummerd vanaf het begin.
 

Shishani

moderator
Staff member
1. al-Awzaa’ie (d. 157 H), imaam van de volgers van Taabi’oen

Hij zei: «Ik vroeg aan az-Zoehrie en Mak-hoel over de âyât met de Eigenschappen van Allaah, waarop ze zeiden: “Laat ze zoals ze zijn”.»
(al-Laalakaa-ie in “Sharh oesoel i’tiqaad” 3/430 & Ibn Qoedaamah in “Dhamm at-Ta-wiel”)

____
2. Shariek ibn ‘Abdoellaah (d. 177 H), imaam van de volgers van Taabi’oen

Hij zei: «Degenen die kwamen met deze ahaadieth zijn degenen die kwamen met de Qoer-aan, dat de gebeden vijf zijn, en [kwamen met] de Hadj naar het Huis, en het vasten in Ramadaan. Wij kennen Allaah niet behalve door deze ahaadieth
(‘Abdoellaah ibn Ahmad in “as-Soennah” 1/273, al-Aadjoerrie in “ash-Sharie’ah” 306, isnaad sahieh)

____
3. al-Walied ibn Moeslim (d. 194 H), imaam van de volgers van Taabi’oen

Hij zei: «Ik vroeg Maalik, al-Awzaa’ie, Layth ibn Sa’d en Soefyaan ath-Thawrie – moge Allaah hen genadig zijn – betreffende de overleveringen over de Eigenschappen, waarop ze allen zeiden: “Laat ze zoals ze zijn, zonder te vragen ‘hoe’”.»
(al-Laalakaa-ie in “Sharh oesoel i’tiqaad” 118, al-Aadjoerrie in “ash-Sharie’ah” 314, al-Bayhaqie in “al-Asmaa was-sifaat” 453, isnaad hasan)

____
4. Wakie’ ibn al-Djarraah (d. 197 H), imaam van de volgers van Taabi’oen​

Hij zei: «Wij onderwerpen ons aan deze ahaadieth zoals ze zijn gekomen.»
(‘Abdoellaah ibn Ahmad in “as-Soennah” 1/267, isnaad sahieh)

____
5. Soefyaan ibn ‘Oeyaynah (d. 198 H), imaam van de volgers van Taabi’oen

Hij zei: «Alles waarmee Allaah zichzelf beschreef, – het lezen ervan is zijn tafsier (interpretatie), zonder [de vraag] “hoe” en tashbieh (gelijkenis met de schepping).»
(ad-Daaraqoetnie in “as-Sifaat” 70, al-Laalakaa-ie in “Sharh oesoel i’tiqaad” 3/431)

In een andere overlevering zijn hei: «Alles waarmee Allaah zichzelf beschreef in Zijn Boek, – zijn tafsier (interpretatie) is het lezen ervan en het zwijgen erover.»
(as-Saaboenie in “’Aqiedatoes-salaf as-haaboel-hadieth” 68, al-Bayhaqie in “al-Asmaa was-sifaat” 2/158, 307)

Er wordt ook overgeleverd dat hij over de ahaadieth betreffende de Eigenschappen zei:
«Wij leveren ze over [op de manier] hoe ze zijn gekomen, zonder [de vraag] “hoe”.»
(ad-Daaraqoetnie in “as-Sifaat” 63, Ibn ‘Abdoel-Barr in “at-Tamhied” 7/147, isnaad sahieh)
 

Shishani

moderator
Staff member
____
6. ‘Abdoel-‘Aziez al-Maadjishoen (d. 164 H), moeftie en geleerde van Madienah samen met Imaam Maalik, zei:​
«Ze zijn slechts opgedragen om te kijken en na te denken over datgene wat Hij schiep. “Hoe” wordt slechts gezegd aan degene die er eens niet was, en daarna is ontstaan. Degene Die echter niet verandert, niet verdwijnt, niet ophoudt te bestaan, Die geen gelijke heeft, men weet men niet hoe Hij is, behalve Hijzelf.»
(adh-Dhahabi in “al-‘Oeloeww” 141 & “Siyar a’laam an-noebalaa” 7/312, Ibn Battah in “al-Ibaanah al-koebraa 6/101 e.a.)

____
7. Moehammad ibn Moes’ab al-‘Aabid (d. 228 H), bekende geleerde van Baghdaad, zei:​
«Degene die beweert dat U niet spreekt en dat U niet gezien wordt in het Hiernamaals, is een ongelovige (kaafir) in Uw Aangezicht en kent U niet. Ik getuig dat U boven de Troon (al-‘Arsh) bent, boven de zeven hemelen, niet zoals de vijanden van Allaah - de ketters (zanaadiqah) - zeggen.»
(‘Abdoellaah ibn Ahmad in “as-Soennah” 1/173, ad-Daaraqoetnie in “as-Sifaat” 72, al-Baghdaadie in “Taariekh” 4/452, adh-Dhahabie in “al-‘Oeloeww” 1/170 e.a.)

____
8. Noe’aym ibn Hammaad (d. 228 H), één van de Shaykhs van Imaam al-Boekhaarie, zei:​
«Degene die Allaah vergelijkt met iets van Zijn schepping heeft ongeloof (koefr) gepleegd. Degene die datgene waarmee Allaah zichzelf heeft beschreven ontkent, heeft ongeloof (koefr) gepleegd. Datgene waarmee Hij zichzelf heeft beschreven en [waarmee] Zijn Boodschapper [Hem beschreef], is geen “tashbieh” (gelijkenis met de schepping).»
(al-Laalakaa-ie in “Sharh oesoel i’tiqaad ahloes-soennah” 9, adh-Dhahabie in “al-‘Oeloeww” 1/172)

Hij zei ook: «Het is verplicht voor elke gelovige om in alles waarmee Allaah zichzelf heeft beschreven te geloven, om het nadenken over [het Wezen van] de Heer – Gezegend en Verheven is Hij – te laten, en om de hadieth van de Profeet – sallallaahoe ‘aleyhi wasallam – te volgen waarin hij zei: “denk na over de schepping, maar denk niet na over [het Wezen van] de Schepper”. Niets is zoals Hij en niets van de dingen (v/d schepping) lijkt op Hem.»
(al-Laalakaa-ie in “Sharh oesoel i’tiqaad ahloes-soennah” 3/527)

____
9. Is’haaq ibn Raahawayh (d. 238 H), bekende geleerde en tijdgenoot van Imaam Ahmad, zei:​
«Voorwaar, Allaah – de Verhevene – heeft zichzelf beschreven in Zijn Boek met Eigenschappen waardoor de schepping geen reden heeft om Hem te beschrijven, behalve met datgene waarmee Hij zichzelf heeft beschreven.»
(adh-Dhahabie in “al-Arba’ien fie sifaati rabbil-‘aalamien” 144)

____
10. Imaam Ahmad ibn Hanbal (d. 241 H), imaam van Ahloes-Soennah, zei over de ahaadieth betreffende de Eigenschappen van Allaah:​
«Deze ahaadieth leveren we over [op de manier] hoe zij gekomen zijn.»
Ook zei hij: «... Zij worden bevestigd en er wordt geen gelijkenis gemaakt voor hen. Dit is waarover de geleerden van overal overeengekomen zijn.»
(Ibn al-Djawzie in “Manaaqib al-imaam Ahmad” 155-156)
 

Shishani

moderator
Staff member
____
11. Ibn Qutaybah ad-Dienawrie (d. 276 H), bekende imaam, zei in zijn boek “al-Ikhtilaaf”:

“...Dat is zo, omdat het verplicht is voor ons om betreffende de Eigenschappen van Allaah daar te stoppen waar Hij gestopt is in de beschrijving, of waar Zijn Boodschapper (salla-llaahu 'aleyhi wasallam) gestopt is; en we verwijderen de uitspraak (al-lafdh) niet van datgene wat de arabieren begrijpen...”
(Ibn Qutaybah in “al-Ikhtilaaf fil-lafdh war-radd ‘alal-djahmiyyah” 44)


____
12. ‘Uthmaan ad-Daarimie (d. 280 H), bekende geleerde van zijn tijd, zei toen hij de dwalende “djahmiyyah” (die de Eigenschappen van Allaah ontkennen) weerlegde:

“De Heer wordt niet ondervraagd over datgene wat Hij doet, hoe Hij [dat] doet, zij [i.e. geschapenen] worden echter [wel] ondervraagd, want Hij kan alles doen wat Hij wil, en hoe Hij wil. Slechts over de daden van de zwakke schepping, die geen macht heeft behalve datgene wat Allaah haar schonk, wordt gevraagd “hoe doet hij het?” en “hoe kon hij?!”
(ad-Daarimie in “ar-Radd ‘alal-djahmiyyah” 76)


____
13. Ibn Khuzaymah ash-Shaafi’ie (d. 311 H), met de bijnaam “imaam der imaams”, geleerde van de Sunnah, heeft in zijn boek gezegd:

“Wij zeggen: voorwaar, Allaah is Horend (as-Samie’), Ziend (al-Basier), zoals onze Schepper ons heeft bericht. En wij zeggen: degene die gehoor en zicht heeft, van de zonen van Aadam, is horend en ziend. En wij zeggen niet dat het vergelijking (tashbieh) is van de schepping met de Schepper.”
(Ibn Khuzaymah in “Kitaab at-Tawhied” 1/61)


____
14. Aboe Ahmad al-Karadjie al-Qassaab (d. 360 H) zei in zijn boek “as-Sunnah”:

“Elke Eigenschap waarmee Allaah Zichzelf heeft beschreven, of waarmee Zijn profeet [Hem] heeft beschreven, die is een echte (haqieqah) Eigenschap [in haar betekenis], niet metaforisch (madjaaz).”
(adh-Dhahabie in “Tadhkiratul-huffaaddh” 3/101 en “al-‘Uluww lil-‘Aliyy al-Ghaffaar” 239, Ibn Taymiyyah in “Dar-u ta’aarud al-‘aql wan-naql” 3/229)
 

Shishani

moderator
Staff member
____
15. Aboe 'Iesaa at-Tirmidhie (d. 279 H), bekende imaam, auteur van de hadieth-verzameling (“Sunan at-Tirmidhie”), heeft over de ahaadieth m.b.t. de Eigenschappen van Allaah gezegd::

“Velen van de bezitters van kennis (geleerden) hebben gezegd (...): “De overleveringen erover zijn bevestigd, erin wordt geloofd, [hun hoedanigheid] wordt niet voorgesteld, en er wordt niet gezegd “hoe?””. Zo is het overgeleverd van Maalik [ibn Anas], Sufyaan ibn ‘Uyaynah en ‘Abdullaah ibn al-Mubaarak, dat ze over deze ahaadieth zeiden: “Passeer ze (laat ze zijn) zonder [te vragen] “hoe””. Zo is de uitspraak (mening) van de bezitters van kennis (geleerden) van Ahlus-Sunnah wal-Djamaa’ah. Wat betreft al-Djahmiyyah, zij hebben deze overleveringen ontkend en zeiden: “Dit is gelijkenis (“tashbieh”).””

(at-Tirmidhie in al-Djaami’ al-kabier 3/50-51)

____
16. Aboe Bakr al-Ismaa’ielie ash-Shaafi’ie (d. 371 H), imaam van ash-Shaafi’iyyah, heeft in zijn bekende boek “De geloofsleer van Ahlus-Sunnah” gezegd:

"Weet, Moge Allaah ons en jullie genadig zijn, dat de madhhab (‘aqiedah) van Ahlul-Hadieth, Ahlus-Sunnah wal-Djamaa’ah [als volgt is]:
(...) (15) Zij bevestigen voor Hem: Aangezicht (wadjh), Gehoor (sam’), Zicht (basar), Kennis (‘ilm), Macht (qudrah), Kracht (quwwah), Grootheid (of: Eer, Glorie) (‘izzah), Spraak (kalaam). Niet zoals de mensen van afwijking (ahluz-zaygh) van de Mu'tazilah en anderen zeggen, maar zoals [Allaah] Tabaaraka wa Ta'aalaa zei:

- “En het Aangezicht van jouw Heer is blijvend.” (55: 27)
- En zei: “Hij zond het (de Qur-aan) neer met Zijn kennis.” (4:166)
- En zei: “En zij kunnen niets van Zijn kennis omvatten, behalve wat Hij wil.” (2:255)
- En zei: “...aan Allaah behoort alle ‘izzah (macht, kracht, eer, glorie).” (35:10)
- En zei: “En de hemel hebben Wij met een (grote) macht gebouwd.” (51:47)
- En zei: “Zien zij niet dat Allaah, Degene die hen geschapen heeft, sterker is dan zij?” (41:15)
- En zei: “Voorwaar, Allaah is de Voorziener, de Bezitter kracht, de Sterkste.” (51:58)

(Aboe Bakr al-Ismaa’ielie in “I’tiqaad Ahlis-Sunnah” № 15)
 

Shishani

moderator
Staff member
17. Ibn ‘Abdul-Barr al-Maalikie al-Andalusie (d. 463 H), "imaam al-Bukhaarie van het westen", grote maalikie geleerde, auteur van bekende boeken, heeft gezegd:
أهل السنة مجمعون على الإقرار بالصفات الواردة كلها في القرآن والسنة والإيمان بها ، وحملها على الحقيقة لا على المجاز ، إلا أنهم لا يكيفون شيئا من ذلك ، ولا يحدون فيه صفة محصورة ، وأما أهل البدع والجهمية والمعتزلة كلها والخوارج فكلهم ينكرها ، ولا يحمل شيئا منها على الحقيقة ، ويزعمون أن من أقر بها مشبه ، وهم عند من أثبتها نافون للمعبود . والحق فيما قاله القائلون بما نطق به كتاب الله وسنة رسوله وهم أئمة الجماعة والحمد لله . انتهى من "التمهيد"7/131,145

Ahlus-Sunnah zijn het eens over het erkennen van al de Eigenschappen uit de Qur-aan en de Sunnah, het geloven erin en het accepteren ervan met de ware betekenis (‘alal-haqieqah), niet metaforisch (‘alal-madjaaz), maar wel zonder aan één ervan "hoe" te zeggen (m.a.w. een vorm te geven), en zonder ze te begrenzen met een bepaalde vorm.

Wat betreft ahlul-bida’ (aanhangers van innovaties), al-djahmiyyah, al-mu’tazilah, allen, en al-khawaaridj, zij allen ontkennen ze [i.e. de Eigenschappen] en accepteren er niets van met de ware betekenis (‘alal-haqieqah), en zeggen dat degene die ze erkent een mushabbih (degene die tashbieh doet) is. Maar zij [i.e. ahlul-bida’] zijn, voor degenen die ze [i.e. de Eigenschappen] erkennen, ontkenners van al-ma'boed (de aanbedene, god, d.i. Allaah).

De waarheid is echter in datgene, wat gezegd wordt door degenen die datgene zeggen, wat door het boek van Allaah en de Sunnah van Zijn boodschapper is gezegd. En zij zijn de imaams van de gemeenschap (al-djamaa'ah) [van het rechte pad].


(Ibn ‘Abdul-Barr in “at-Tamhied” 7/145)
 

Shishani

moderator
Staff member
18. Abul-Qaasim Ismaaiel at-Taymie al-Asbahaaniee (d. 535 H), bekende shaafiie imaam, werd gevraagd over de Eigenschappen van Allaah, waarop hij antwoordde:
مذهب مالك، والثوري، والأوزاعي، والشافعي، وحماد ابن سلمة، وحماد بن زيد، وأحمد، ويحيى بن سعيد القطان، وعبد الرحمن بن مهدي، وإسحاق بن راهويه، أن صفات الله التي وصف بها نفسه، ووصفه بها رسوله، من السمع، والبصر، والوجه، واليدين، وسائر أوصافه، إنما هي على ظاهرها المعروف المشهور، من غير كيف يتوهم فيها، ولا تشبيه ولا تأويل، قال ابن عيينة: «كل شيء وصف الله به نفسه فقراءته تفسيره» ثم قال: أي هو على ظاهره لا يجوز صرفه إلى المجاز بنوع من التأويل / العلو للعلي الغفار للذهبي (ص263)؛ وكتاب العرش له ج2 ص359-360​

“De madh-hab
(geloofsovertuiging) van (1) Maalik, (2) ath-Thawrie, (3) al-Awzaaiee, (4) ash-Shaafiie, (5) Hammaad ibn Salamah, (6) Hammaad ibn Zayd, (7) Ahmad [ibn Hanbal], (8) Yahyaa ibn Saied al-Qattaan, (9) Abdur-Rahmaan ibn Mahdie en (10) Is-haaq ibn Raahawayh [is als volgt]:

dat de Eigenschappen van Allaah, waarmee Hij Zichzelf heeft beschreven, en waarmee Zijn Boodschapper Hem heeft beschreven, zoals: het Gehoor (as-Sam), het Zicht (al-Basar), het Aangezicht (al-Wadjh), de twee Handen (al-Yadayn), en de rest van de Eigenschappen, slechts op hun bekende klaarblijkele [betekenis] (dhaahir) zijn, zonder [de vraag] "hoe", zonder gelijkenis(tashbieh) en zonder [andere, foute] interpretatie (ta-wiel). Ibn Uyaynah zei: “Al datgene, waarmee Allaah Zichzelf heeft beschreven: zijn recitatie is zijn interpretatie.” D.w.z.: het is op zijn klaarblijkele [betekenis] (dhaahir), en het is niet toegestaan om het metaforisch (alal-madjaaz) te nemen, als één van de vormen van interpretatie.”

(Adh-Dhahabie in al-Uluww lil-Aliyy al-Ghaffaar263 en Kitaab al-Arsh2/359-360)
 
Top